
jf
L' fc'
„ 1 1' ;■
. 11 a;i.
90 2 A A 'D E N.
de Bloemen gezegd ; doch ééne zaak mo*
gelyk vergeeten,' o f z y moest geene aats-
dagt waardig zyn?
A. W e lk e ?
V . Het ituk der zaaden , dat zo eigenaar-
t lg , dunkt m y , op de Bloemea volgen
kani O f hebt gy dit opzettelyk verzwee-
geu?
A. Ik heb willea z ien , o f niet uwe
oplettendheid daarop zoude v a llen , wanneer
jkf er geen woord van repte. Voorzeicer,
dat ftuk is alle aandagt waardig, en ,
daar w y geen gefchikter plaats kunnen
vinden dan hier, nu wy ■ de Bloemen
nog vóór onze oogen hebben, willen wy
met deeze fraai© overgebleeven’ ftoffe he-
, ginnen,
V . Hoe daar mede beginnen?
A. Ik zal Ü de Zaaden met dat zelfde
oog leeren befchouwen, waar mede wy
tot dus verre de groote Werken van den
aanbiddelyken God bezien hebben. De
Zaaden, hoe . klein ze mögen z y n , verdienen
d it , en gy zult z ien , dat ze den
lang onder Gods verwonderlyke Werken
Indedaad niet onwaardig zyn.
V , Hoe wél te vrede zal myn Hart
z y n , als g y hierin ten vollen uw woord
iiouden kunt! D e waardigheid van myaen
Sehepper moet ik er in vinden kun*
nen.
S C H E P P I N G DER ZA ADEN. p r
aen . zal myne , Z ie l waare vermaaken
proeven.
A. Om ü dan ook hier zo verre te
brengen, moet ik U allereerst herinneren,
dat er , in den verwonderlyken aanvang
der d in g en , met eene zeer majestueufche
taal bevolen werdt : dat de Aarde iiit-
fchiete grasfcheutkens , kruid zaadzaaiende,
vruchtbaar geboomte, draagende vruchten naar
zynen aart, welks Zaad daarin zy ' ep de
Aarde : en het was alzo, E n de Aarde
bragt voort gras/cheutkens , kruid zaadzaaiende
en vruchidraagend Geboomte, welks Zaad
daarin was naar zymn aart : en God za g ,
dat het goed was. Gen, I. H , ,i2 . Heeft
hier de oude Befchryver der Schepping
het woord naar zynen aart tweemaal ge-
fch r e e v en , om ons te leeren, dat de
doode ftoffe door het fcheppend vermögen
van God gevormd werdt ; dat elk Zaad
eenen byzonderen aart ontving ; dat bet
denzelfden altyd zou blyven bezitten door
eene onbegrypelyke onderhouding; en dat
w y , na deeze aanwyzing, verftandig hier
op letten moeten ? :
V . Waartoe dient er dit laatfte by : Goi
za g , dat het goed was ? D it fpreekt immers
van zelfs. AI wat God maakt, is
goed , altyd goed !
A. Om den Mensch te bevestigen in het
egte
’f ' V :
;
. ' i\-
f r-'i-
,1 1«
Í; *1 %