
' Í''
■ ■ ■ i
H '
' f
/ ! [ ' *
Í 1;
• 1.
] . 1 F
' t 1
[ j
1
i n
ki Í'
' r
•i„ ■
, -V; I
4 0 Ó' S Y A N Ö » f i f i B O O M E : » .
Meetkunde in de groote Seheppinge! Dee.
den wy altyd onze o#gen maar open,
zagen wy maar wél toe !
A. Dan zoudt gy ook z ie n , d a t , al
loopt de Berg , waarop dit Sourenfche
Bosch ligt , ten Zuiden en Noofden
fchuins ' a f , de Boomen aldaar naar den
grond niec neigen: zy ftaan toch op die
helling niets fchuins, maar loodregt in
den grond.
V . Waardoor dat ?
A. Alleen door de vrye werking del
LUcht op de Boomen»
V . En waarom die ?
fe A. Om dac Landen, die , g e ly k . hier *
nu eens vlak z y n , en dan wem fchuins
óploopen , het lelykfte aanzien zouden
hebben , wanneer alle Boomen, naar d i
íigting der Gronden, ook hellende groei?
den. Gy kunt die byster onaangenaame
voor het ^og niet regt hegfyP^n i o®
dät gy het nooit gezien hebt.
- V. Dit is- dan de tWeedC meetkundige
naauwkeurigheid * die de Alwyze hier op
het oOg hieldt, die ons dringt eene twee*
de verwondering op de eerfte te laateß
volgen.
- A. - Het eerfte is zekCr •, het aöder is
billyk. Dan , laat my nu een derde proef
eener juiste ' Godlyke afmeetinge ü -öp
% 'Ö '0 G T E I> E R B -0 0 M E ».
geeven. D e Boomen groeien hoog op.
Niets van al hec gefchaapene, dat was-
‘dom heeft , 'evenaart hen hierin. Ware
dit anders, hoe zou men lange Balken,
"S-parren en Planken krygen ? Welke moei-
ten en kosten zoU men te doen hebben >
zo men a lle s , brok aan brok , m o e s t:
la s f e s , iymen en vastzetten ? Hoe veel
tneer Boomen zou men moeten hebben,
'Waren ze allen laag geftamd ? En hoe
weioig zoudea veele Vogelen veilig z y n ,
*of hoe veei tnifider nestelen, zo ze gee-
iie feewaariag ea mst in de hoogte von*
'060 voor iiüane Eieren 'en jongen ?
V. WelKe is de porzaak, dat ’de eené
Soorii dun en fp its , en de andere dik
''opwast ? Befaoor ik dat aok «ölet te WeC-
t e n ?
A . Mén Oordeelt , dát 'de Böomeh -, die
ide luchtvaten in pene kringswyze gedaaü'-
t e , als ZOO veele ringen om het midden?
p u n t , hebben , hoog ea fpits opgrbeien:
'doch dat in d ie , b y welken z y meer íá
de breedce en ftreepswyze van het mid*
denpunt vällen , de Stam dikker Wordc,
bet geen dan van de werking der Lucht
feou afhangen.
V . Wat denkt gy ván derzelver Schors I
A. De Schors is voor de Boomen zö
y e e l , als de Kleederen voor ons zyn : z y
iV . DEEL: G e he?
■I ■' i ,
, ' i l
= r "