
"ÍS / :
224 0 0 G S Ti
dunkt 0 , moesten döezea vier Getuigenis»
fen niec zo veel op myn hart uitwerken,
dat ik den Oogst, als een Gefchenk van
G o d , ons regelregt toegezonden, he-
fchouwde? te meer, toen ik een ander
Getuigenis hierby las. Ploegt de ploeger den
geheelen dag om te zaaien ? Opeiit en egt
hy zyn Imd den geheelen dag? Is ’t niet
alzo ? wanneer hy het bovenfte ieszelven offen
gemaakt heeft, dan ftrooit hy wieken,
en fpreit komyn, of hy werpt er van de
beste tarwe ~ • in,- of- uügelezengerfte, of
Spelte, elk aan zyne plaatze. En zyn God
onderrigt hem" van "de wyze, hy leert hem.
Jef. X X VIII. 24— 26,
V . Dan, g y zy t geen Landman! :
' A. Gy W ilt zeggen, dat my de Veld-
vruchten ' niet toebehooren, dat ik er het
naaste belang niet in hebbe, ,’c ls zo !
maar moet ik , moec niet het-algemeen
daarvan Geeven; en zal ik er my dan
niec veel aan laaten gelegen liggen ? Al
wat de Landman hierin voorulc heeft, is '
dat hy eenen wél verdienden loon voor
zynen arbeid by het verkoopen der Graanen
trekt: anders hebben wy er allen hetzelfde
belang in.
V. Gy zoekt dus vermaaken, waar een
ander die niec zoeken zou!
A , Oafchuldige billyke vermaaken, die;
. in
VREÜGD BY DEN OOGST. 2 2 3
in myn oog , proeven van dankbaarheid aan
God , mynen Weldoener , zyn , zoeke ik o p ,
waar ik ze maar vinden kan. Hy veroor-
deelt dit niet ; maar keurc het zekerlyk
goed. Werdt er des niet oulings
belast : 0 Jsrufalem ! romt den Heere , .
O Zion\ looft uwen God. Hy verzadigt
u met het vette der tarwe. Pf. CXLVIÍ:
1 2 , 14. Ge lo of my , ik zamele de
Vruchten' van mynen Tuin en Boom-
gaard nimmer in , zonder zodanig vermaak
te proeven. Eén Appel , dien ik met eigen’
hand afplukke, geefc my meer ge*
ßoegen', dan hec ontvangen der renten van
alle myne uitgezette Kapitaalen. j e s a ia s ver-
gelykt eene uitneemende geestelyke blyd-
fchap by dit genoegen der Landlieden , het
geen de Oosterlingen: zo wél kenden : ' gelyk
men zieh , -zegt A y , verblydt f den
oogst IX. 2. Ten dage der Inzamelinge
deezer Veldvruchten komen ook onze Va*
derlandfche Landlieden, in den avond,
niec zelden van den akker thuis, dan onder
de biyde gezangen der juichende Laiid-
meisjes, geholpen door ■ de vrolyke Jonge-
iingen. In de • Bern we . ilaan de Dorpelin-
gen elkander b y , ; ;o m , op éénen dag,
het Raapzaad op den fl akker . te' dorsfchen,
en t'huis te haalen, waarna z y , ’s avonds,
onderlmg : eenen, maaltyd : houden, en. Jaac
IV. deel, P ■ vro.