
'fe
fe;
J i f .
M•Mi ’ 'iB ¡' '
24Ö H o o I.
neemen , o f er iets vreemds aan een Hooi«
fpicrciC re zien is ; 'w e la a n , ik zal ü in
deeze Tekening ( P/«aí 5. ) vertoonen , hoe
het ' Gras en deszelfs Bekleed fe!;, nevens
eenige Stengels , Basten, Wortelen ea
Rieten, die wy dagelyks onder het oog
k ryg en , zyn gevormd. Nooit gedachte
Wonderen verfchynen hier onverwagt onder
uw oog. Bezie ze. De Almagt van
het eeuwig Veríland befchaamt hier de beste
Konst. De veragtfte dingen pryken hier
mee onnavolgbaare fchoonheden.
V. Ik meende in ’ t e e r s t , dat deeze A f beeldingen
Tekeningen waren van nieuwe
Sneeuw - Figuuren , en verheugde my reeds
meer anderen , dan g y : my vertoond ' hebt ,
te zullen zien.
A. Ne en, z y zyn het n ie t : maar wiit
g y zulke anderen ziien, t’huis kan ik U
laaten befchouwen tweenzeyeiitig ''m mw eü',
in den laatften Winter van 1778 waargenomen
, door den Heer ENCELMáN niet a fg
eb e e ld , en voorheen ook nooit v an ' my
ontdekt , die in fchoonheid ver overtreffen
de twaalf, welken ik , van de Sneeuw
handelende, onder uw oog bragt. Maar
deezen , gelyk ik zeide , zyn Figuuren van
Hooi en van deszelfs Bekleedfel, van Stengels
en andere dingen die ik ü , by deeze
gelegenheid , moest doen kermes.
V . Ver-
H O O I . 2 4 7
V. Vei;klaar my dan deeze overfchoone
Figuuren : z y verrukken indedaad myh
o o g ! :
A. Zulk eene uitwerking moeten z y ook
op uw Hart hebben. Hec G ra s , welk in
onze Velden g ro e it , zo lang bekend,
en zo gemeen, i s , ten aanziene van zyn
m a a k fe l, aan millioenen Menfchen nog
onbekend; en zo zou het ook nog aan
my zyn , ware dit niet nagefpoord
Daar ftaat eene gewoone Grasplant, reeds
gedroogd, en dus Hooi geworden. Z e tten
wy ons hier op dit groen veld ne-
d e r , w y kunnen intusfchen een weinig
uitrusten; ik za l er eenen Stengel : affnyd
en , en daarna een Schyfje van denzel-
ven U g e e v e n , om het met dit Ver-
; grootglas , daartoe medegenomen, te pnderzpeken.
. Ziet gy niec in dit Schyf-
je HOOI (Plaat 5. Fig. i . ) eenen Cirkei.
Het grondweeffel' beftaat uic eene menigte
kleine ronde bu izen , die men allen in de
Tekening niet kon uitdrukken, en oq|:
met dit Vergroptglas niet . te merken, zyn ;
z y maaken den grond uit , dien gy in
dit Schyfje ziet. De Rand is donker ,
doch eenigzins doorzigtig. Van deezen
Rand, naar binnen gerekend, ziet gy eenen
Krinjg van wyde Buisjes, waardoor de
Vogten op ea nedr gaan , onderfcheiden
q 4 / vaa
I
fi a