
‘tì
,...J i (1
i'ii I
i'. ï l ì
¿ 8 5 ' S U I ÏC E R R 1 E r .
A. W y zyn ongevoelig uit het Oostea
in iiet ' Westen geraakt ; dat wy er dars
nog een wy le tyds vertoeven, om aan
KW gemaakt beftek te voldoen! Laat ons
dan overgaàn tot het s c ik ür r ie t. Aan
ODS Vaderland zyn vyf foorten van Riet
gefcbonken ; doch het gemelde, van. een
geheel anderen aart zynde, alleen aan de
drie andere W?.ereld-Gewesteri , zo e g te r ,
dat ook dit Profyt des Aardryks voor allen,
en dus ook voor ons io.
V . Zeg my er ten minften zo veel v an ,
als van de Th e e en de Koiïy-
A . V o o rzek e r , als men ist , welken
grooten T ak van Koophandel de Suiker
uitmaakt; van hoe groote voordeelen dez
e lv e is ; ook hoe wonderbaar dit nuttig
Vogt in eene Plant, ia een Riet gelegd
i s , en door kooken er wordt uit ’ ge-
haald, zal men hetzelve verre boven de'
Koffy en de T h e e moeten ftellen en de
gunst dès Almagtigen in dit gefchenk,
aan zyne Waereld gegeeven, dankbaarlyk
behooren te erkennen,
V . Hoe groeit h e t ' dah?
A. Het Suikerriet, lang in Afie en A frica
gekweekt, 'in het midden der XII.
Eeuw in Sicilie gekomen, van daar naar
Spanje, en vervolgens naar Madera, en
van deeze plaats naar America gebragt,’
fchiet
S Ü I K E R / R I s t. 187 (l!
fchiet veele harde boutagtige, en knoesti-
ge Halmen, zelden langer dan zes voe-
ten, naauwlyks zo dik als een vinger;
groeiende deeze Plant agt o f negen vee-
ten hoog, ter dikte vaa twee tot vier
duimen ; jong zynde vol krioesten. die
naar maate van den opgroei verdwynen.
ü it het uitterfte komen de Bladeren, en
uit deezen eene fteng, die aan den top
cene B loem, als een .Yederbos, draagtj
van koleur als zilver. -
V, Hoe plant men dit Riet?
A. Na dat een plek gronds wél ge-
zuive rd , omgefpit, en in Vierkanten van
tagtig tot honderd fc breeden verdeeld i s ,
neemt men het Regenfaifoen waar, en z e t
ftukken, van eene Rietplant gefneeden,
een weinig beneden de p ia a ts , daar de
Bladeren uic botten, op regels in de aarde
, ftekende het boveneinde maar drie
duimen • uit boveu den grond. Zes daagen
na deze planting, fpruiten deeze ftukken
reeds uit, en ras daarna volgen de Blaadjes
en L o ten , waarna men vlytig begint
den grond te wiedea. Eenige Maanden
daarna, als de geele koleur de gekomen
rypheid aanwyst, begint men het geheele
Rietveld gelykerhand af te fnyden, en
elke Plant in verfcheiden ftukken te ver-
deelen; doch niet meer dan men in vier*
^ cai'v
.f fll
■'11 i
ti''
‘-.t
m u
¡: 7