
i i I
f„ 1 H¿ ¡ ' !■ ■jf
g i 4 N U T D E R G R Ä A N E N .
eene vlytige beböuwing der Aarde. En
waarom was die noodig? Om dat het
Toedfel der Gewasfen en de bearbeiding
des velds het voordeeligfte zyn voor onze
gezondheid; om dac derzelver menig-
vuldigheid ons vervult met het grootfte vergenoegen,
en 'hoe meer Vruchten en inkomften
wy hebben, des te mildaadiger
worden w y , des te gezelliger leefc men,
en biedt elkander meer de hand. De
geest van onderzoek en uitvinding wordc
ook daardoor meer gewekt; het leven
•wordt ligter en gemaklyker; de gezelli-
ge gevoeligbeid wordt verfynd; het deel-
neemen aan geluk en ongeluk wordt al-
gemeener; de zorg voor de onderlinge
m t öieer behartigd; en de uitbarsting der
woedende harstogten itieer beteugeld, het
geen den grond legt tot algemeene W e t ten
in de Maatfchappy. Dus wordt de
landbouw de grondflag ter Zamenlevinge.
Waar ze hieest bloeit, daar ontmoet
Bien de grootfte bevolking; daar vindt
nien ’t meeste gemak en overvioed; daar
heerfchen de zagtfte zeden, de verftan-
digfte en menschlievendfte wetten; daar
worden Konsfen en Weetenfchappen meest
aaogemoedigd; daar ftygen ze in eenen
hoogen! top. Gaa naar den Indiaan, die
den Ländbouw verwaarloost, die alleen
van
N ü T V A N D E N L A N D B O U W . 3 1 5
van de jagt; o f visfchery le e ft, en zie
daar, hoe woest er de Menschheid nog
i s ; hoe groot het gebrek van beftaan;
hoe onbeftendig de wooningen; hoe flaauw
en zwak de verbindtenisfen; hoe onbe-
fchaafd en ruuw de zeden; hoe arm de
fpräak; en hoe onaandoenlyk het hart
voor de fchoonheden der natuur: met één
woord, ßp welken laagen trap de Mensch-
heid däar Eeuwen lang is blyven ftaan en
nog ftaat....................... Welke verbaazende.
Welke ongelooflyk heerlyke gevolgen heeft
dan niet de vermenigvuldiging der Graanen,
door God aan öds • overgelaaten tot
den Landbouw. De Keizer van: China
g ryp t, uit dien hoofde, jaarlyks, op
eenen Feestdag, verzeld van alle de Grooten
van zyn H o f, den ploeg aan, om
de’ waardigheid van den Akkerbouw, die
de grohdiiag is van zyne hoögheid en
van ’s Volks géluk, te erkennen, en
te doen erkend worden.
V. Fin wanneer men zieh met meer
yvers op den Landbouw, waarvan wy zo
even fpraaken, zal toeleggen?
A. Dan zal men, meer Graanen krygerids,
zeer vej^len tonnen Gouds befpaa-
ren kunnen, welken ten inkoope van
PoGlfchen en Moscovifchen, alle jaaren,
ten Lande uitgaan, en nimmer daarinweder
" 1.
Ii;