
leid te worden. Op de Lusthuizen o f in
'c Veld vermaakt zieh de wandelende Juffe
r in den vroegen ochtend met de be-
fchoawing van de Werken der Natuur. Z y
w r te lt het wonderbaare van haaren Schepper
, hier opgemerkt, aan den luisteren-
den Joogeling, die haaren g e e s t, deugd,
eti ' liefde voor haaren Maaker bewondert.
Daar zy zieh en hem verkwikt heefc met
fe t rieken der afgeplukte Bloemea , fpek
x y er eenigen op haaren Zonnehoed, en
w r g r a o t , . zonder des bewust t e „ zyn',
baare fchoonheid met de ■ fraaiheden van
den Heer der Waereld. Zy behaagt elk
die haar z ie t , al denkt haar nédrig hart
Hiet om te willen behaagen.; Z y maakt
den onopmerkzaamen Jonge'ling nayverig; en
h y , die ' te vooren geene zulke waare
vermaaken kende, fchaamc zieh nu, Hy
zet ■ zieh ' des, om ■ ook in deeze Werkea
d e s ' Scheppers kundig te worden. Heime,
lyk grypt h y 'Bo eken jfer hand; wandelen-
de met 'H a a r , leert % y , e n - ‘begint na
ook te fpreeken' van zakken, v/aarin Hy
te vooren een weetniet was.' De Hemel,
f c h e Voorzieoigheid, die' deeze tw e e , el-
t e a e r vreemd, hier onverwagt byéén
b ragt, ftrooit intusfehen zaaden van ge-
Begenbeid in hunne harten. Gelukkige Kinders
' die hca Ouders zullen noemen! — —
Dan,
'D a n , waar dwaal ik heen! de heerlykheid
des Zomers zou ik U flegts inet
éénen trek fchetzen. Laat my woorden agterlaaten;
ztS) zie nu zeJf hier deezé
'eindelooze Velden, met allerlei fchoone
'Graanen beflagen. .
V. Ik laat niet a f van ze te zien !
A. De Zomer doet dan deeze rykdom-
j-uen groeien, en wanneer alles tot rypheid
is gekomen; wanneer de Landman
de zeisfe.n fcherpe, de Ja,ger te velde
gaat , de Vogelen verbuizeo, de Pakzol.
ders open ' g e z e t, en de Voorraadfchuuren
■geveegd; worden , ' ' komt ' de h e r f s t aan '
en alie handen gaan dan te werk. Niemant
kent het oordeel, met eene droevige
pen ZO' treffend getekend : gy zaait veele
, ende gy hrengt weinig in : ■ ; gy eet ,
maar niet tot ' verzadiging : gy ' drinkt,
maar niet tot dronken worden , dat is tot
eene volle verzadiging en vervrolyking,
toe: gy kleed u, maar niet tot uwe ver-
warming % en die loon ontvangt, die onvangt
dien loon in eenen doorgsiporden, buidel,
dat is , zo dra men geld heeft, is men
het kwyt. Gy ziet om naar veele, maar
ziet, gy bekamt weinig, en als \ gy het in
Mit . gebragt hebt , %oo blaaze ' ik daarin,
Hagh. I. 6 , g. Niemant, zegge ik kent
d at oordeel. y o lle Schooveo komea dan
v a a
I ? i I
(