
1 ' 1 -lilf
1: i b H l • ^'ii '
\ ] j ' V ;■' k" . ix j;| ; • I ;
1 . Fh--
'I J: {. .1 ,
"t X; h ’ 1 ; i; 1 , ,
Ì : ' i
/ '
A. De langwylige omflag, ea het duii-
ter Onderwys, waarmede men, . in oude
tyd en , alle Weetenfchappen, op eene
onaangenaame w y ze , der Jeugd vpordroeg;
doch nu gelukkig zeer verminderd, hoew
e l by allen niet geheel weggenomen, is
oorzaak geweest, dat de Weetenfchappen
van veelen zyn gehaat geworden, en dat
men' ' niet algemeener tot derzelver kennis
is door gedrongen. Zo gy dan immer anderen
zult le e ren , draag zorg , dat gy
het nuttelooze van het noodzaakelyke, en
het duistere van ; het klaare wél onder.
fcheidt ; dat gy z e lf eerst een regt en’
duidelyk denkbeeld der zaaken vormt ,
goede woorden altyd by de hand hebt
tot : uwe vooritellen ; < en die in orde
geregeld voordraagt. Hadden z y , dit
plagt een groot Man te zeggen , die
ooit het verklaaren des Bybels aanvingen,
het yyfde Boek, van e o c l i d e s wél ver-
itaan , nooit waren er Ketteryen in de
Waereld gekomen.
V, Het ander deel myner Vraagen is
door ü niet beantwoord „ Hoe zal ik
immer het vermaak hebben van my zelven
o f anderen in ongeiteldheden te .kun-
ne geneezen” ? ,
A. Gy moet hierin voorzigtig zyn ! Ik
weet niet, dat ons zelven o f anderen in?
Ziek-
Eiekten te geneezen ergens van ons gevorderd
wo rdt, o f zelfs geoor lofd is
in plaatzen , daar de Voorzienigheid ons
bekwaame Geneesheeren gegeeven heeft.
Zodanige Mannen , die tyd en vly t en
kosten aan de edele Weetenfchap der
Geneeskunde hebben opgeofferd , voorby
te gaan , is hen te onteeren ; en op
eene eigen fobere kennis te, vertroüwen,
heeft dikwerf gevaarlyke gevolgen. Ik
heb een Man zien ite rv en , om dat hy
éen zuiverend middel op eigen gezag g e bruike
hadt, in zulk eene groote maate,
dat een overkundig Geneesheer, daarna
b y hem geroepen , niets kön d oen , dan
•deszelfs doodelyke onvoorzigtigheid bejammeren.
Anders is de Geneeskunde eenvoud
i g , en heeft vaste regelen doch ft
komt hier aaa op het wél oordeelen van
den aart der Z ie k te ;, Geneesmiddelen weet
men vaak ras genoeg te zoeken —
D a n , ik vinde h e t , aan den anderen
k a n t, zeer noodzaakelyk, (al wordc gy
nimmer een Geneesheer, gelyk denkelyk
gebeuren zal) dat gy ten miniten iets,,
zo hec al niet veel i s , van het inwendig
geflél onzes Lichaams weet ; däc
gy ook de voornaamfte kenmerken- der
onderfcheiden’ Ziekcen kent, die niet veele
in getal zyn ; dat gy voornaamelyk l e t ,
A a s waarb
i