
fl./
*
■ f l f l
I
i
9§ B I L S E N K R U I f f .
ten; ook is het fraai gevlak t, en heefí
een rar.dje. Maar laat ons dit Konstftuk
ook eens omgekeerd bezien. Fig. 4. Dan
verneemt men, dat het hol i s , even g e lyk
onze potdekfels, voorzien met een
dwars door hec midden loopend' Bandje
d , d , het geen g y niet moet denken daar
toevallig o f -onnut te zyn. -Zal toch
het Dekfeltje vast liggen op de wyde
opening in den B o l, om de Zaadjes tegens
Vo g e ltje s, Infeäen o f Winden te
bewaaren, dan moet het onbeweeglyk z itten
, en hoe dit dan gemaakt ? Eiiieve
l e t , wat hier de Godlyke Hand gedaan
heefc. Ik vertoon ü het Zaadhuisje ten
derdemaale z o , dat g y er lynregt in
kunt zien. Fig. 5. En wat ontdekt gy er
dan in? De kleine Zaadjes, (vergroot
vertoond, gelyk al ’ t andere,- op dat gy
het wel zoud kunnen vatten) in menigte
daar liggende, en boven op dezelven een
Bandje e , e , waarop volkomen past, en
waaraan eigenlyk vast zit het Bandje in
’ t Dekfeltje. Fig; 4. d , d. G y begrypt
d aa ruit, dat de opening des Bois door
deeze twoe op elkander vast zittende
Bandjes , en dus door dit Dekfeltje zo
volkomen en wél geflooten i s , dat er
.geene Zaaden vóór de rypheid kunnen
ttitvalien. D a n , wanneer de Zaaden zo
' • v e r
. e p i l o b i u m h i R SU t u m. 99
ver zyn gekomen, ’t geen men aan ’t
droogen des Bois merken kan, en gy dit
alles naauwkeurig wilt waarneemen, moet
gy voorzigtig te werk gaan: want, door
de droogte alles inkrimpende, gaat het
Dekfeltje van zyn Bandje. Fig. 5. e, e.
ligtlyk lo s , en fpringt w e g , eer g y . er.
op denkt. L ig t daarom behoedzaam, met
eene fyne n a a ld , het Dekzeltje op , ea
g y zult honderd en meer kleene Zaadjes
gerust b y elkander zien leggen.
V . We lk een Konstfluk vertoont gy my!
Hoe fchoon is hier alles! Hoe wel bedacht!
A. Ik za l y noch een ander Zaadhuisje
laaten z ie n , waar omtrent de Wind, de
Zaaing verrigt. Myn oog valt op ' het
epilobiom HIRSÜTÜ.M, een ander P lan tje ,
dat daar flaat , hoewel bet eigenlyk in
onze wildernisfen groeit. Aan den fteel
deezer Plant zitten veele zulke Bloemften-
g e n , als gy Fig. 6. z ie t. Wanneer het
Zaad ryp wordt en de, Steel d ro o g t,
fplyt dezelve boven in vier punten f f f f
wyd open, en dan vertoonen zieh eenige
opgaande regeís van Zaaden, het een b o ven
en op het ander rüstende, elk voor*
zien met eene menigte allerfynfte zilve-
ren Draaden, die w y gewoon zyn de
Vleugelen der Zaaden te noemen, om
dat z e met behulp derzelven ,door de
G 2 Lucht
w ; fl
■ f l f l
" ’ m
■■ f e ' i i
' . f t l
i f * .1