
■i:i,
Í , * ■
Spd G O D L Y K B E S T I E R,
dat wy den Zomer van 1777 droog, ea
dien van 1778 vogtig zouden gemaakt hebben
; doch dan z o u , ongetwyfeld , veel
mislukt zyn — — dat dus de Regeering
der Waereld in geene' betere handen kan
vertrouwd worden, dan in die van den
God der Natuur ------- ea dat in de
natuurlyke , ook in de zedelyke Waer
e ld , dingen, die wy ten kwaade denken
, duizendmaal ten goede medewerken,
en gelukkig afloopen. Dit moec ons even
dikwyls befcbaamen , onzen hoogrooed ver-
nederen, en ons leeren deeze groote les;
wefiiek uwen weg op den Heere , en vertrouwt
op hem, hy zal ’t maaken. P£
X X X V I I. ,5 . •
V. Ik heb, mag ik het zeggen, alleen
eene onvolkomen befchryving van de Tarw-
en Rogge-Stengels gehoord, o f valt er
niet veel o f meer van te melden ?
« A. Van weik Werk des Allerhoogften
valt weinig te z e g g en , hoewel wy van
alien noch niet meer dan derzelver' oppervlakte
befchouwen? — - Zyn er in deeze"
Planten verfcheiden’ Geledingen, Rnoo-
pen o f Banden tot ftevigbeid ; en komt
er uit elken harden Kntoop een uitfpruitend
Bekleedfel , opzettelyk gevormd om het
■bovenfte deel , dat er uit o p fch ie t, te
onderftéünen V is dit ¡dan niet wé l ’ bedacht
I
STENGELS BER GRAANEN. 297
dacht ? ------- Zya deeze Geledingen o f
Knoopen zeer hard en fterk, is dan hier
geene goede voorzorg? ------ Komt deeze
rietagtige s t e n g e l alleen in den winter
te voorfchyn, wanneer de kostbaare te-
dere Air het nog niec dürft w a agen,
zieh aan de vriezende o f ftormagtige Lucht
bloot te g e e v en ,-lie v e r wagtende, tot dat
het warm ftil weder ' w o rd t, is die daii
eene kwaade fchikking? •— — Verbaazen
Ü niet de veelvuldige Bekleedfels, die de
jonge Tarwplant omwinden, om z e tegen
dc omringende kpude te dekken ? •-------^
Vallen z y alien , gaande we g, a f , het
een na het ander, wanneer het Weder
warm w o rd t , naardien z y verder overtpllig
zyn , is dan dit inzigt o nw y s ?____
«Waren deeze* Bekleedfels te vooren over-
nuttig, en blyven zy nog voordeelig,
daar z e , afvallende en den grond rond-
om de Plant mestende, den wasdom bevorderen,
is dan deeze zuioige fchikking,
die zieh alles ten nutte maakt, een ver-
kwistende omflag?
> V . Sehuilt hier zo veel Wysheid ten
aanziene der Stengels : mogelyk is er
dan geene mindere ten opzigte der ai-
KEN ?
A. Zyn de Graankorrels van het uiter-
flc belang; liggen z y , elk in de Air ,
T 5 vast
/ I -
fe !
’ A fe.
V ' f e : fc ■
fel ' f e l .