
:i*Æ:
O n k Spooten;
indien z y , na ’t kaal eeten dér
Weiden doör Üet gñáazénd V e e , o f na
het h'ooién, eíken grond op nieuw moesten
beploegen , o f met hetzelve beízaaíen ;
índ'ieíi het door den Votst het leven ver-
loor , ó f “ in het voorjaar op nieuw ia
den grohd gezet moest worden; en daaf-
by traag ván groei ware! Hoe lang zíoá
dan het Vee naar het nieuwe Gras moeten
wägten , "eh hde flegt zouden de tegen.
woordige Velden daarby vaaren! De z'wää-
re Beésteh zouden in eenen grond, door
het pldegen telkens los en muí geworden,
a lle s ' vertrappen; daar nu de W e iden
, die jaaren lang ongeploegd blyveh
liggen , hard en vast zyn , zeer wel
verdraagende den zwaarén gang dier D ie ren
; zonder onder derzelver pooten be-,
dorven o f vertreeden te worden. Ook worden
de Beémden zelve verbeterd door dé
mest van ’t Vee. Elk Landheer verhuurt
daarom liever zyne Velden, om er Runderen
in te laaten jaagen, dan om z e te
laaten hoóien.
V . Hoe groóte loffpraak van het Gras]
Zou ze niet verminderen, áls men er op
liet volgen, dät hec zo veel nadeels in
onze Tuinen d o e t , eh met zo veel moeite
uitgerdeid moet worden ? ;
Ä. Xou het daar buitfin b ly v en , dan
mbest
G R A S . 243
moest er dagelyks een Wonder gebeurem
'c Is w a a r , mén klaagt over ' deszelft
ilout indringen wegens eene verfpreidiqg
der zaaden, en het weelig groeien in onz
e Tuinen ; doch valt er een beter middel
dän t Gras is , om de Luiheid van fommi-
gen weg te neemen ? Zyn er geene arme
Kinders genöeg, die wy aan bet wie_-
den kunnen zetten , en daardoor den kosfe
laaten winneh ? O f heeft dan het Menschlyk
vernufc geene goede werktuigen bed
a ch t, om de Hoven te fchoffclen ? Is
niet de onlangs tot ons uit Engelaod over-
gekoihen Snyploeg , gelykvormig aan eene
D g g e , onder met mes fen voorzieh, aller«
huttigst , om de Landen van het -.nadeé-
lig Mosch te zuiveren en ’t fchoonfte
Gras iri deszelfs plaats fe doen uitwaa-
fen ? Gedenk , dat de eer van hec te
idoen uicfpruiten , dOör eenen heiligen
D ic h te r , aan den God der Aarde wordt
toegefchreeven in eehén överfchoonen zang
©ver de Werken der Natuur. Hy doef,
dus zingt h y , het gras uiîfprtiitên voût
d<? teest'en , éh het kruid tot dienst des rtieh-
flehen Pf. CIV. Î4 Be darde geeft hdttr
gewäs ; God ; ónte God ‘ tal ons zegefiefi,
Pf. LXV II. 7. Vän welken zegen gy ,
ten aanziene van eene halve Provintie ónices
Lands ; ktiht Oordeelen , als ik □
q 2 z e g .
I i ,
iliii",
4'-'"