
( I
\ A 1 :
1 • '
1
; . !
i i
fI
t s
[ j f s i
1 l
■1 t J l i l L
tot i : en nU in zyn negemk is • het , Bit*
gegroeid van i tot k , bezig zynde eenefi
nieuwen Kring te maaken. Dan , niet a lleen
dit kan men daaruit weeten j mäaf
ook hoe veele natte en drooge Zomers
een Boohi beleefc, by voorbeeld, deezö
Berkenboom h e e ft, na het uitfchieten vaö
dit T a k je , drie zeer vogtige Zomers #
drie middelmaatigen en twee zeer droogei
gehad. Gy zult vraagen: hoe men daC
weeten kan? Laat my het ü zeggen. By
vogtige Zomers zet zieh hee Hout zeef
fterk ui t , door eenen talryken aan voef
van Sappen ; by middelmaatigen veel miö*
d e r , en allerminst by zeer droogen, AIS
gy EU aanmerkt, dat de Kringen van S
tot &, v a n '«• tot i /ä -en van / tot g
zeer groot zyns -dan kunt gy daaruit berekenen,
dat dit Boomiakje zieh in zyü
eerfte , vyfde eo zesäe ja a r , wegens nat*
te . Zomers,« met eenen fterken aan*
was verheugde. Wanneer gy verder opm
e rk t, dac de Kringen van & tot c , vatl
c tot d , - en van h tot i kleiner val*
l e n ; dan volgt er ui t , dat het op zyn
tweede , derde, en op zyn agtfte jaar een
middelmaatig vogtig * Saifoen genoot, eg*
ter z o , dat: de Zomer van het tweede
jaär meer regen bade, dan die van hed 4erds en agtße; want de eerfts Kring. vale
groo«
«v '
grooter dan de twee laatften. ^Eindelyk,
als gy z ie t , dat de Kringen van d„ tot
e , en van g tot ä zeer klein van aan-
was z y n , zo moogt gy befluiten, dat
het op zyn vierde en zevende jaar drooge
Zomers doorftondt, en zieh maar weinig,
b y gebrek van vo g t, kon uitzetten ten
genoegen zyns Eigenaars. Voor het overige
zyn de Sapbuizen in dit S c h y fje ,
welker openingen men wegens de doorfny-
ding kan z ien , meestal van g e ly k e , groott
e , uitgenoomen in den middenkring. naby
het M erg , van a tot ; ib, waar ze zeer
klein vallen. In den droogen Zomer van
d tot e vertoonen zy zieh, waarfchynlyk
wegens het onvermogen van uitgroeing,
ook in die gedaante; elders zyn ze elkander
vry gelyk, behalven by de Schors,
daár zy bezig waren met uitgroeien.; A lles
, te zamen genoomen, fchildert ons
eene fraaie gedaante.
V . Gaa nu over tot een ander.
A. In overfyne bewerking en geregeld
beloop gaat het iierade S d iy f je , zynde. van
eene m a t t e b i e s , alles te , boven, wa t . ik
U thans liet zien. Gy w e e t, hoe over-
glanzig de b i e z e n op het oog , hoe glad
em fyn zy op het gevpel zyn : doch
kykt gy wel toe in . de Tekening , daa
merkt gy , dat de Buitenfchors zeer an-
IV . DEEi» D d ge*
V 1 f l |
H
fe;