
I :
p , l i j
i •
• . ■ 1 ,
■
':Ü!; J i
' r ’i i i ' x
! ■ 'T J
! I «i
J
i j i i /
1 if- 1
r i j f
X X fi. i
Í ’ 1 a Í ii i i f
■! * i j 1, ii 1 ft
p ¿ i ll 1 i' ‘ nX
. \ 111 l i ! ' j i j ;
li.[ / ' I *
\ 1 .
I- 1
\ ' ' I \ ' 1
3 jg B E L s E F D H E 1 P. «
den arbeid zien hervatten. Zo we ia ig
{cost het ons-, willen wy maar dea
lioögmoed verzaaken , om genoegen en
wekevredenheid in bet hart van onzen
Naasten te doen gebooren Worden, om heni
in eene goede luitn te brengen. Zo veei
iiiagts heefc- een welgefteld, nederig, en
ininnelyk hart op dat van anderen. Doch
hy aliecn geniec de vruchten daarvan niet;
zy keeren ook daarna tot ons weder.
Voelt gy n ie t, gelyk ik voele in den my-
nen, dat bun genoegen ook vrolykheid in
uwen Geest « gewekt heefc? Kan dan één
zagt vriendelyk woord den band der Maatfchappye
zo ligtlyk vaster aanbaalen, zie
dan altoos wél t o e , dat gy onderdaoig
€n eerbiedieg jegens meerderen , nederig en
beleefd Jegens minderen zyt. Staa met
uwea hoed in d e 'h an d , zo lang een Boer,
een Bedelaar vóór Ü o n g e d e k t i la a t . ,
D an , wat g e e f ik Ü lesfen, die ik Ü heb
zien volgen i Maar zeg my , wat nu
gedaan? Waar willen wy he en , daar
het te vroeg i s , om naar , huis te kees-
ren ? G ew is naar eenen Oord, daar wat
anders te zien v a lt , en dus, o f naar het
groote Dennebosch van den, Baron t o r c k
boven den, im b o s eh ,. dat bykans drie hon-
derd morgen. Lands beilaat; o f naar ft uit-
geitrckte, Soateafciie Woad van den e r f»
STABI
g e z i g t va n e e n BOSCH. 359
stadh oude r deezer Provintie ft geen gy niet
gemaklyk op éénen dag zult rond gaan.
V. L ie fst naar het laa tfte , waar het
f c h o o n Gezigt myn oog zo zeer bekoord
h e e fc ; waar gy my z o ... veele weetens-
waardige dingen van de Dieren en van
de Vogelen geleerd hebt; en waar, ongetw
y fe ld , nog w e l wat meer zal vallen
te leeren.
A. Vermaak Ü nog het fchoon Ver-
g e z ig t, dat gy daar gehad h ebt?
V , G y hebt my geleerd, een genooten
vermaak, gefchept uit. edele bronnen,
hoewel my te vooren onverfchillig, door
het nuttig herdenken , telkens te verle-
vendigen, telkens te genieten. Des we et
ik n u , dat een ongerept B o seh , hoe
ÍUUW en ongehavend, zonder eenige kwee-
jEing o f fnoeimes gekend te hebben, in
dedaad f r a a i i s ; dat wilde P ra g t, zelfs
der geheel onaangeroerde Natuur, fchoon
ftaat ; ook dat de Donkerheid der fom-
berfte ftille Wouden en de daarby gevon-
den verfchillende Slagfchaduwen bekoorlyk
zyn. Laat , ons dan derwaards wandelen.
Sehoone G e z igten , hoe dikmaals befchouwd,
zullen my nirnmer verdrieten.
A. Slaan wy dan deeze Laae in.
V. Deeze Laan?
A. Ja deeze Laan ! Zy is niet langer
‘ z 4
i l l
« ,