
i f ■
‘í ‘n
I ,-fc ' ¡ \'fÚ
l i é íf i Mi
' * « ( . . ""
' i l / i 1 . : Á feí ■' - ' ífe .li-
4 9 0 TWEEBE REGEL IN BESCHOUWINGE»,
met zulke verlustiging ; deftigheid en ee®
geraakt hart met • eene bedaarde vrolykheid
in den . God der Natuur en der Gecadö
gepaard gaan.
V . Laat my meer hiervan hopren ?
A . Myn tweede Regel i s , dat gy niet
alleen dat Onderwys, of het ■ geen een ander
U geeft y „ mids het tnaar uitloopt, in
Bern -, dien wy moeten. dienen^, .herdenkt ;
maar veel meer de aangeweezen’ ftukken „met
eigen’,,, oogen dikwerf. befchouwt, ,’ c ,M o s t . ü
niet; genoeg zyn .veel van .my gehoord en
geleerd te hebben : g y moet n ie t . zeggen ,
dat en dat kenne ik reeds; gy moet
op die kennis niet hovaardig z y n , . e ö
het I daarby,? laaten : fteeken. « Neen [/¿ Gaa ver»-
der : bet is wat anders te weeten, dat
er Zon en Maan , Planeeten , en W a g .
te r s , Byzonnen . en Bymaanen, „Water en
Lan d, ,.,/Zee en Riv ieren , Menfehen en
Dieren, » Vogelen en; Visfchen# Infedten en
Plapten z y n ; wat anders, die a llen , op dp
voorgefchreeyen’ , w y z e ., aandagtig te ¡be.
fchouwen. ; . ’t Zien , . waarde L e e r lin g l
heeft boven /het hooren en leezen onein.
dig vooruit.; Gy ? moet a lle s , zo ; ft mog
e lyk is , zien. Hec geen : er verder van
te zeggen v a l t , , f t . geen er v.an ontdekt
kan wqrden, moet nog gefchieden. G y
bebt magr de beginfe len van my gehoord.
■ V. U w
»ERSE REGEL IN BESCHOUWINGEN. 4 9 1
V . ÜW derde Regel volge nu! de twee
ieeriten neem ik aan! -
■ A* Wegens de zwakheid onzer Vermögens
moet gy U hiet afmatten 'in het befchouwen
en onderzoeken van zulke -duistere , dingen ,
welken geduurige onderwerpen van twisten
zullen blyVen y en waarfchynlyk nimmer
mtdekt zullen .worden. Ik kan wel vefdraagen,
dat gy d ikwerf met aandagt en
verwondering befchouwt de nog onbekende
‘ dingen , dewyl ^ze regt gefchikt z y n ,
om ons , zo w y wa'anen veel te weet
e n ', de kleenheid onzer kennis aan te
toonen , " onzen aangebooren hoogmoed te
verlaagen, en- Otis 'meer vreugde te geeven
over de kundigheid in dingen ,' die
w y ' zeker weeten. Dan U te diep in de
onbekende onoplosbaare ftukken in te laaten#
té veel tyds daar aan opteofferen ,
o f er altoos over te redentwisten met and
e ren ', «die hierin verfchillen, en ft ö
nimmer gewonnen zullen geeven (want
w ie toch zal dit pleit beflisfen ? ) moec
3k U ernftig afraaden. Het zal veel nutftiger
zyn# dac g y uwe, Vermögens beproeft
in zaaken , die men kän leeren
kennen; waar de Zinnen in ’t onderzoek
kunnen werken ; o f waar gy de Onder-
vinding kunt raadplegen. Zie egter altoos
lang en v e e l, eer g y de rekening op-
, m a ak t ,
Iri
iß