
f / M i ’
il !'
, i ‘'l
i l . J l If ■'#
y H f l f i
ij-ir.t
ií
'* i. ä ;,
! - ' ,' ' , ii ! IJxl' j i
q ' ’
í’ /
É i l i l i
! r . '
4 3 0 . O Q S t E R S C Í Í E P A t l Í B O O M E N . ’
Bladeren de gedaante van Waaiers ; o f #
van verre gezien, van opgeíteeken’ Händen
met uitgebreide en van elkander gö-
fcheiden’ Vingeren hebben, weli¿en, door
den Wind bewoogen, op elkander flaan.
D u s , dunkt m y , kon j e s a i a s zeer fraai
zeggen j dat alie- Boomen des velds (H y
zag er ongetwyfeld dikwerf veelen te za*
men) in de handen zouden klappen ; eea
fchoon Zinnebeeid, om de vreugde def
Kerke over haaren voorfpoed te fchil*
deren. ;
V . Dus voortgäande, eh , al wandelend
e , leerende, zien w y daar eene andere
foort van Boomen.
A. W e l twee foorten! De eerfte zyö
de bekende y p e b o o m e n , zo algemeen io
ons Vaderland verfpreid j die een hoog
uanzien hebben, en veelal de Wallen
der Steden verfieren. Z y moetea egter iö
fchoonheid en dikte zwigten voor deezd
b e u k e b o o m e N , welker driehoekig Zaad, bewaard
in fcherp gepunte Doppen, ' z o g e lykvormig
aan dat van dé Boekweit,- mo*
gelyk aanleiding gegeeven he e ft; dat hei
laatfte, in onderfcheiding van T a rw e , anders
W e it genoemd; Beükweit geheetcfi
i s , waarvan het woord Boekweit daarna
kan vooftgekomen zyn : ten zy men den-
«ke, dat die Boom zynen naam van dit
. Zaad
AN D ER E iN tA N D S C H E BOOMEN, 4 3 t
^aad ontleend hebbe — Daar ftaat de
b e r k e b o o m met zyne zilveren Schors - — -
voorts eenige e s p e n b o o m e n , anders Ratelaars
(Populus tremula) geheeten, d ie , als
ve rfchrikt, beevende Bladeren draagt, en
eene zonderlinge vertooning en geluid doof
zyn ratelea maakt ——— ook fommige
FOPOLIEREN, (Populus nigra) welker Bladeren
in het voorjaar zo fterk 'vernisi
fchynen te z yn , zo fchoonen glans vaij
zieh g eeven, zulk eenen aangenaamen
geur verfpreiden, zo aartig klateren, en
zo uitneemend vruchtbaar z y n , dat ééa
Boom ü ligtlyk vierhonderd looten o f ftek-
ken in één jaar kan leveren, d ie , geplant,
zo veele Boomen zullen worden,
dat g y , na vyfden o f minder jaaren,
eene groote winst daarvan zult trek-
^en — — ook ftaán hier eenige witte
ÍOPULIEREN, PEPPELBOOMEN o f a b e e len
(Populus alba) geheeten.
V. Dit geklater, deeze rustclooze he-
weeging der -Bläderen is , g eloof ik , meef
aartig, dan nuttig.
A. Zeg dat. niet! ’ t Komt my voor,
dat de op- en ne^rgaande Golvetj in de
Z e e , dat de deiningen ia de Ri vieren;
dat de door den Wind neergeboogen en
zieh weer opregtende Takken der Boomen,
dat het trillen deezer B la a d e r e n , van ons