
i'
¡ÍMÍ i
4_.j y.^
'■>-í
hem over tot den arbeid ! Ongemakkefi,
die verftooring baaren, kent hy niet. D y
zit met geene tang telkens in de hand,
om het vuur aan te ftooken , de kaarl
te fnuiten , o f de handen ter verwarinia"
ge te wryven : de inkt bevriest niet in
de pen : de vingers worden: niet fty f vaa
-koude : de Jeden trillen niet. De Ven,-
fters van ’t fjuis ftaan nu elken dag open ,
om de vogtigheden , in den Winter er
in gedrongen , en in de Lente niet g e.
heel ; weggenomen , er u i t , en gezonde
Zomerluchten er in te laaten. De, Win«
terkleederen , wél io de Zon gedroogd,
worden nu in de kisc weggelegd, e n / e t
• Jigte Zomerpakje , in de .Judit„ ontdaan
van zyne m ufh eid, bangefchootenf nu
e e r s t, wyl men beftendig Weder gekree«
gen heeft. Buiten het Hais körnende, ziet
men Velden met een tapyt van het edei-
fle groen , dagelyks afgefchqoren, maar
ook dagelyks weer aangroeiende gedekt. Da
Vogelen hebben gebroeid, om ons nieu-
we Zangers; Ganzen, Kalkoenen, Dui ven,
Hoenders, Eenden en Patryzen, om ons
nieuw gebraad te bezorgen. Haazen en
Konynen fokken hunne Jongen op onj^den
Jager een vermaak, ons een aangenaam
wilbraad te geeven. De drooggemaakte
Koe, de jonge dartele Os brengt, eeten-
- de
k 4 ii:
l ( 1
/ ■ ■
0 M R.. 23 c
de en drinkende, zyne dagen gemakke»
lyk d o o r , om de kuip tegen den flagt-
tyd te voorzien. De üiers der Melk,
koe zwellen. Zy fmeekc der Landboerinj
’s avonds en ’s morgens, de ontlasdng
derzelven , en vordert voor zieh zelve
niets van deeze inkomften , die voor ons
te gelyk fpys en drank zyn. Nu ’c Schaap
den Landman Lammeren gegeeven en die ge-
zoogd heeft, onderwerpt , het zieh aan de
hand des Scheerders De Doornheggen zouden
anders de kostbaare Wo] van het
ly f affcheuren, en het hygend Dier in
de broeiende hette door de verwarmende
vagt verfmagten. Van deezen dikken rok
ontdaan , om ons klederen ' te geeven
groeit de gefchooren huid zp fpoedig aan*
dat het gevoelig Dier, voor den kouden
Winter, een goed nieuw kleed krygt. Het
Z w y n , ons Zeugen gegeeven hebbende,
zoekt de Eikenboomen , om de vallende
Eikels op te leezen, en zig tot de flag-
ting te mesten. De Friefche jonge Paar-
d en , van hooge min voedende gronden
gehaald , en daar o f in Noordhoüands vec-
te beemden gejaagd, zetten dagelyks uit
om daarna naar Rome en Parys verzonden
te worden. T o t dat einde fokt er Gel,
der land niet minder a an , om door onze
Krygsbenden bereeden o f naar Frankryk ge- ■
' P J leid
- i i l