
f t
1 3 g D E Z O N M V D E N,
Icing der Zonneitraalen, maar ook van derzelver
aanhoudend neérkoinen a f; hierom,
(leer dit in het voorbygaan) is de Zo-
iper, meestal na het midden van Juny,
hec warmfte, en de Winter in het midden
van January het koudiie. De Z o n ,
gelyk nu, een ongedekc Hooft befchy-
Hende, doet altyd nadeel, en verwekt
hoofdpyn o f eene andere kwaal. Buiten
esn p r ie e l, o f fchaduw doet zy ons zweeten
, het geen mén fehuwen moet. ik
zeg des nog e en s , let op de Dieren,
Qsfen en Koeien zoeken de lommer der
Boomen , en rusten daaronder, o f , gelyk
gy in veele Dorpen onzer L an d-P ro .
vintien kunt, z ie n , z y verlaaten, zonder
H e r d e r t e g e n den Middag, de open
W e id en , en gaan , ter vermydinge der
h e t te , zo lang in hunne Italien rus ten ;
d o c h , z o -d r a de Hette w y k t , keerep
z y terug naar de Weiden om te graa-
z e n , en komen, valt de avond, weer
t’h u is ; waarom de Landlieden „ aldaar , den
geheelen dag , de Italien laaten open
ila an , ziende niet om naar hun V e e , het
geen zeer wél w e e t , wat het doet. Bly»
ven w y dan ook in huis tot dat het koel
wordt.
: V . En waarover zullen wy dan praaien
?
A. Gy
4 E G E M E E N E I N K 0 M S T E N, I 3 9
A . Gy zac te peinzen over de Zaaden,
Reukwerken, en Tuinen der Cbiueezen.
Wat dacht gy daarvan?
V. Ik dacht; wy hebben • Zaaden, Reukwerken
en Tuinen,- wy volgen na die des?
Chineezen; maar wy hebben geene Kruiden,
geene Speceryen, die in hunne. Ho ven
groeien ; geene zo lieflyke Reukwerken, als
de Oosterlingen bezitten.
A, En welfc nadeel lyden wy daarby? O f
laat my vraagen: moeten wy alle Schatten
der Aarde bezitten? Kunnen wy niet le e .
v e n ‘ van : h e t ' geen hier groeit? Dan, dit
wil ik nie t, en herhaale daarom: weik na*
deel'lyden wy daarby?
V. Zo veel nadeels, dat de kostbaare
Voortbrengfelen van het Oosten bier niet
groeien, '
A. ’t Is zo ! Dan, hebt g y nooit met
aandagt geleezen het zeggen van s a l om o ;
het profyt des aardryks is voor alien de Ka-
ning zelf wordt van ’ t veld gediend. Fred,
V . 8. Daar de Lucht en Gronden van het
Westen verfchillen van de Lucht en Gronden
in het Oosten, moest, naar de beflel-
ling van den wyzen G o d , eik Land zyne
eigen’ Inkomften winnen; en dus kan de
Waereld meer goederen dan anderzins voortbrengen
en bezitten. Dan , dezelfde G o d ,
die ook geen sanneemer des perzoons in
deezen
I.
:m. . i Í1- a: I
5 i if :1
? J.A. 1 ;ii 'Í
Í ■
■4 4 If'ii 7-
Á1
Í