
■i\'f-Í '- I " - Y- 1W H''fet.' ;x l
J i i « ' é J i r
l i x - ' ;
4 7Ö e e r 's t e S C ' H E P P I n G.
zo magtig « en -w y s ?v En formeerde z y
ook , toen de Aarde' ter goede wooninge
gereed was , juist twee Menfchen, Ziel
es Lichaam mee hunne Vermögens , «aan-
doeningen en driften ?” ■ ’t Is dan vreemd,
dac deeze - doode ftof en deeze blinde
kragt nu niet meer bp zulk eene wyze
werken.- Alies blyft thans onveranderlyk in
eene gelyke maate en verband, ft Gevaí
brenge nu g e en e« nieuwe Schepfelen voort.
A l wat het doet , is het dagelyks gewoon
w e rk , dat w y vóór ; oogen zien. i ;
A. Gy beg int, dunkt my, ' t e « fchertzen
, « en uit deéze utve boerténde' taal
merk ik , dat g y de zinneloosheid van
zulk eene Uitlegging aangaande / de EERSTE
SCHEPPING . en « de . t e g e n w o o r d ig e o n d e r -
h o h d ín g der Waereld ten vollen vat. Gy
ziet dus,- dat. zuik eene Verklaring, die-
men in deeze zo -geroemde verlichte* Eeuw
geenzins , en vooral niet van anders groote
Mannea verwagten zo u , verre is van
goed te z y n : z y is indedaad onverdraag.
lyk. . . . . Dan , kan het we l anders
gaan, wanneer meo zieh fchaamc g ó d te
Boemen, en deszelfs geduurige werking in
de gefchaapen’ dingen te eeren? De trotfche
Wysgeer moec in zulk eenen draaí-
kolk van Dwaaiingen ter' neér ploffen ,
weigert Hy de e e r , die mes aan den grootes
y
i
E E R S T E S C H E P P I N G. 4 7 7
ten Infteller der Natuur verfchuldigd is. Hy
wii o o k ,lie v e r , zo het fchyn t, tot deeze
gruwelleer vervallen # dan de oneindige
Almagt en Wysheid van den Schepper te
aanbidden ; dan te gelooven, en edel-
moedig te erkennen het lich t; welk God
ons daarvan door MOSES geopenbaard heeft.
V . Hoe verklaart gy dan het berigt deezes
Ma,ns aangaande de éerfle Schepping ?
A. Zal ik U de waarheid zeggen, ik
heb hetzelve lang en veel bekeeken , eer
ik tot een befluic kwam.
V. En u w befluit w a s . . . ?
,A. Nooit te onderneemen dat te verklaaren
: want wanneer. ik maar een weinig
van MOSES verhaal afgaa , dan verlleze
ik de Almagt des Scheppers uic het oog.
Ook is bet ze er onzeker, o f de tegenwoordige
gewoone werkingen der tweede
o o r za k en , hoewel door Gods vermögen
in beweeging gebragt, indedaad toen plaats
gehad hebben. D i t ,« wordt my niet gezegd
, en daarom onthoude ík my van
dit alies voor zeker op te geeven. On-
dertusfchen , . moet er iets gefteld worden,
dan geloof ik lie ve r , dat alies ly-
delyk was , en onder de bewerking des
Almagt gebeurde : z q volgt toch altoos
aanftonds daarop : en het was alzo. Voor
het overige houde ik my alleen maar
■ bc-
- 'í
: X/r
¡i - :, /f■e ■