
I '"N, NH
l i i 4
•'*4
15
I Í
■í5¿
'ir ”
. 3Ó !i
J <1
iY .il
mr.t/
h
4.SÖ AFBEELDINGEN i n h o u t .
©ea fráai gekuifd Vogeltje v e rb e e ld t; ea
een ftuk Houts , in de Meyery aangetrof-
f e n , ’t weik den Kop van eenen Visch
gelykt te z y n ; öok eenige Scbyfíes Houts
van eenen Appelboom, «ffiy ten gefchenke
gegeeven door den Hoogleeraar palier ,
die de fraaifte afbeeldingen van Steden,
Eergen ; Toorens ' en Rotzeil' vertoonen.
Vanr deeze foort heeft men elders in ons
Vaderland zO uitmuntende gevonden, dat
men voor rim zodanige Schyfjes duizend
guldens vraagde.
V . Hoe vreemd is dit ? Sehilderyen,
Afbeeldingen , Tekeningen in het Hout |
A. In den omtrek van het middenpunt
des Booms o f der Takken , neemt het
H o u t , in zulke g e v a llen , door zyne O-
l i e , eetie donkere gedaante aan, ia eene
oogeregelde , en fom s , naar dat deeze
Olie geplaatst is , ’ 'o f dit gewrogt wordc ¿
in eene geregelde F igu u r, het geen dan
het Landfchap , Stad o f Berg uitmaakt s
doch de buitenfte Houtdeeleö , losfer
van weeffel zyn d e , blyven wi t , en dit
vertoont dan, als ’ t w a r e , eene heldere
Lucht.
V. Nu ben ik volkomen bedaard,
myn zweet is opgedroogd ! Sthan w y dan
o p ; doen Wy eene wandeling in hec
B o s ch ! . . G y kunt my d a n , ge*
va|£
V E R H O O G D E G R O N D E N , 427
yalc het ü , de pnderfcheideM Booiheq
beter aanwyzen.
A. Gaarne, dewyl gy bedaard zy t Í
V . Ik verwondere my h ie r , dát men,
van de Oostzyde in dit Woud komende
den ryweg zo laag , en den Grond, waal-
pp de Boomen ilaan , zo h o o g , bevindt,
A. Dit kan Ü niet vreemd voorkomen
wanneer gy overweegc , dat alle jaarlykfche
Planten , met het aangroeiend Mosch
met de afvallende Bladeren, en de dorre
o f groen afgehakte Takken der Boomen,
hier zamenrottende, en daarna door het
ftuivend fto f overdekt, fints la n g , aííe
jaaren , den Grond hebben verhoogd, het
geen in den laagen f ryweg, längs wejkdö
20 veele rytuigen uit het Graaffchap Zütphen,
uit Overysfel en Duitschiand kö?
men , niet' heeft kunnen gebeuren.
V. Laat ons het oog flaan op de bier
groeiende Boomen !
A. Niets weerhoudt ons däarvan! Daar
ziet gy eene menigte e ik e b , Bobmen vän
pen grootsch aanzien. Deezen , gegroeid
yan eenen E ik e l, die niet het twaalßs
deel eener once zwaär w a s , zal n u , wié
w e e t , hoe veel duizend ponden weegeü.
We lk een verbaazend ■ verfchil tusfchen
deezen Boom en een Moscbplantje , dat
ßa^uvylyks het zestiende deei yan de dikte
ééns
I
( >
i ' “Y.*