
dus aangemoedigd ; maar thans . moet ik
z o . niet meer fpreeken, dewy-I eenige
kwaadwillige Menfchea, geen gevoel Van
zodanige fraaiheden hebbende, hunne
fchenzieke ^ handen aan dezelve geilagen,
en meestal vernield hebben. De nieuwsgierigheid
vervoere des U en anderen
niet derwaards.
IV. Heden willen w y naar ’t V e ld ,
om Graanen - te zien maaien . . , Dan,
waarom is deeze arbeid één der àan-
genaamiten voor ’ t o o g , gelyk g y zo
even zeide? ; if
A. Alle winften, die w y door den
Koophandel, door de bediening van Amp-
ten , door Ambagten, o f op eenige andere
wyzen verkrygen, worden ons eigen-
dom door middel van onze fchranderheid
en ' nyverheid. Men kan, ’t is waar,
dok wel hetzelfde van den Oogst ze g .
gen: want er moet te vooren gemest,
geploegd, geegd en gezaaid worden: kun-
d igh e id ie a v ly t behooren oofc tot het wél
bearbeiden van den Akker. Dan , wyi
het iw e l o f kwalyk gelukken der. Graanen
zo veel afhangt van het W ed er, ’c
weik in ons oog zeer wisfelvallig is , wy l
hier allss ,meer fchynt a f te hangen van
Hem, dien de Winden en het Weder
gehoorzaam zyn, gelyk de verbaasde Sehaa-
' ' re
re met zo veel regts van den ile e re je«
sus getuigde Matth. VIII. ^ 27. zo merke ik
egter (hoewel het gezegde niet meer dan
den fchyn i s , en alles even zeer van
God afhangt} de Inzameling der Graanen
altoos aan, als een. Gefchenk, ons lya-
regt door de Godlyke Hand toegezonden,
waartoe w y , als middelen , maar zeer wei«
oig gedaan hebben, minder dan ik d o e ,
wanneer ik in 4 den Handel o f. in een
Ampt, eenig geld verdiene.
V. Het Gezigt van den Oogst geeft Ö
dan zo ve el vermaaks?
A. Wanneer ik dien .aanzie, beyangt
my eene waare verrukking,; Mogelyk doen
hier niet weinig toe oude Getuigenisfea,
vroeg van my geleezen. ’ c Is Go d , die
Zaad geeft aan den „Zaaier en brood „ßs®
den eeter.: ]&£.: LV. 10 Hy doer, zoGank-
moedig is de Hemelfchen. Vader , -zym
Zonne opgaan over booze:, en goede, en ¡r egent,
op dat alles groeie, gelyk; gedrenfet
en ryp werde, over regtvaardige en ,m-
regtvaardige. Matth. V. 45, Hy 4 heeft hem
zelven niet enbetuigd, ook niet aani»oas
gelaaten, goed doende van, den Hemel, m s
regen en vruchtbaare ■ tyden, geeyende, w r -
vuliende., onze harten met fpyze , en vrdyk-
heid. Hand. X IV . 17. Hy hewaart de, ge~
tyden ¡ des OogUs Jer. ;:V. : 24. En w a t