
1
216 w A G T E R V A N V EU U s.
onderfte conjunSlie met de gcnielde Planeet
geweest i s , ’t geen veroorzaakte, dat de
Wagter toen ook zo veel zwarter fcheen.
Anderen, die in de kennis der Sterre*
kunde niet ervaaren waren, dit ziende,
noemden hem eene zwarte Erwt in de Zon,
Voor het overige, gefchiedde deeze Waar-»
neeming ten twaalf uuren, gelyk ik z e id
e , „ o f twee „ minuten laater, zynde toen
de W a g te r , naar oogenfchyn, genaderd
tot het middenpunt der Zonne. Hoe verre
hy ten drie uuren van derzelver rand
ftondt, wist de Heer s c h e u t e n , by* g e -
brek van troodige werktuigen ter meeting
e , niet naauwkeurig genoeg te bepaalen:
doch hy was toen noch even zigtbaar.
De gezwindheid berekende Hy dus. Als
men het midden der Zon in honderd deelen
verdeeld, zo liep Venus, in byna zes
uuren en twintig minuuten, door tagtig.
deelen: maar derzelver Wagter liep , in
dne uuren, vyftig deelen door, dus in
iin uur zestien en twee derde deelen, byg
evolg zo veel fneller dan Venus.
V. G ew is , ik wenfche, vroeg o f la a t,
zulk een günstig tydftip *aan te tre ffen ,/
als aan die Geleerden, als vooral aan
den laatften gebeuren mogt . . . . Dan,
t komt my vo o r, dat gy thans wilt uitgaan.
;s ' A. Ik
A. Ik .w il deezen morgen naar het V e ld ,
om de Graanen te zien afmaaien: de
Maaiers van mynen Buurman zyn reeds
aan den arbeid; een werk, dat zeer
zwaar en afmattend voor de Landlieden
doch één der aangenaamflen voor het oog
is ; des ik nooit nhlaate hetzelve te
gaan' befchouwen. W ilt gy mede, o f
willen wy noch eens naar den fehoonen
Waterval by den Imbosch? ( I Deel. bl.
404.)
V. Wat zouden wy daar nu doen?
* Ik heb hem reeds gezien. ( I f Deel bl.
A, ’ t Is zo ! maar de Veranderingen',
die fints daar gemaakt zyn , verdienen van
U befchouwd te worden.
V. Veranderingen, daar gemaakt 1 , . ;
Heeft men dan de fchoone woeste on-
aangeroerde Natuur, waar mede gy zo in-
genomen : waart, die geene Tekenpen vol-
komener kon fchilderen, die de Utrecht-
f c h e Heer, g . ' v a n r o y e n , opzettelyk .
haar gaande bezien, mec zo veel genoegen,
gelyk w y vóór eenige dagen hoorden,
bezigtigd h e e ft, aldaar veranderd,
gehavend, opgepronkt? dit hoope ik
n ie t: angers, vreeze ik , zyn die natuurlyke
Schoonheden, waaraan nimmer een
Mensch iets van de Konst toebragt, voor*
O 5 altoos
'Tn
ñ í
i i
; f
!■
i. »■
• i S
ii 1
"‘-ik
;»ir