
( Pi
«.'' " i X JNj
I
■i..i
1 . H l f ■'<
I * ' . Y ' l
i • i u j f ' y J ' I I
4Ö8 NUT DER BESCHOUW INGEH,
ontdekkende Gods alleen besten W i l , lie flyk
geneigd zo u ’ worden, om zieh naar
denzelven te fchikken — dac uwe
nieuwsgierigheid en liefde voor de waarh
e id , voor al wat gro o tsch, fchoon en
verwonderlyk i s , zou opgewekt en begunftigd
worden ----- dat gy de bepaaldheid
uwer V e rm ö g e n s zoudt l e e r e n k e n n e n ,
en zeer nedrig worden --------- dat gy
een w a a r , een zuiver genoegen, een
uitneemend vermaak zoudt proeven in de
befchouwing der Werken van, den grooten
God - dat die vermaaken nimmer
zouden verminderen , maar wel vermeer-
¿eren dat gy ze op alle plaatzen
zoüdt kunnen fmaaken — — en dat geen
leven gelukkiger i s , dan het geen ia
de liefde voor den Verlosfer en in de
befchouwing zyner W e rk en , buiten het
gewoel der Waereld en de onrust der zos-
d e , wordt doorgebragt.
V . ’ t is w aa r, gy heb my dit g ezegd,
en ik het» de waarheid van uw zeggen,
tot myne onuitfpreekelyke vreugde , door
Gods zegen beftendig ondervonden.
A. Ik heb egter met dat alles nog niets
meer gedaan, dan flegts ü op den weg
ten onderzoeke en ter befchouwinge te
helpen. De "Werken van God zyn onuit-
puttelyk. Dikwyls heb ik ü g ezegd , wat
V A L S C H E F I L O S O F I E . 4.6p
w y wisten, maar ook wat ons nog onbekend
w a s ; d o ch ’ mogelyk gekend kon
worden, om Ö aan te fpooren tot navor-
fchingen. Ik wilde uw leven werkzaam
maaken, en ü , door deeze aangenaame
bezigheden, in uitfpannings uuren , Ue-
hoeden tegen die ydele bedryven en ledig-
h e id , waar t o e , helaa's 1 zo veele jon-
ge Lieden vän beide Sexe zo ongelukkig
vervallen z y n , alleenlyk ten d eele, ora
dat ze niet weeten, wat z y zullen doen.
Ledigheid doet toch ongelooflyke nadeelen
, en fleept naar zieh eindelooze fmerten
1
V. Zo veel voordeels hebt gy my dan
door uwe Filofofie willen doen.
A. Door myne kwaade f i l o s o f i e , tegen
welke • PAULUS de k o l o s s e n s e n „z o ernftig
waarfchouwde ziet toe , dal niemant U
als. een roof vervoere door' de Filofofie en
ydele verleiding , na de overlevéring der
menfchen, na de eerfte heginfelen der wae-
reld, en niet na Chriflus. II.« 8. en ook
daarna t im o t h e ü s met dit aandoenlyk en
opwekkend woord : O Timotheus ! bewaar
het pand , ü toevenrouwt , eenen afkeer
hebbende van het dngoftyk ydel roepen, en
van de tegenfteliingen der valschlyk genaamde
wetenfchap. 1 Tim. VI. - 20.
V . Voor- welke munt moet ik uw zeg-
G g 3 -ge s
: fe