
I'•í
i f
f l '
" j
i>>
I .1
l*L
H.-r;
'i i
32 T f 0 EN GEBOORTE DER BLOEMEN.
minnen z y niec: maar . komt de Jievfe'
Lente aan, bedäaren de Winden, wordt
het Luchtsgeñel za g te r ; dan treeden z y
met Langzaame voorz igtige fchreeden, de
eene na de andere fo o r t , voor den d:ig.
Eik Saifoen praalt echter met de zynen.
De Winter heefc er z e l f s , die haar hoofd
boven de Sneeew uitfteeken. De Lente
brengt er meer voort. D e Zomer telt
het grooite g e ta l, en de Herfst pronkt
ook " met andere. Dus vind men Bloemen
geduurende het geheele jaar. D e
fchoonheden der Natuur vervangen elkan-
d e r ; de geestelyke ßeraden der Genade
blyven alleen eeuwig.
V . En na deeze verfchillende tyd van
bet voortkomen der Bloemen, moet ik let-
t e n . . . . ?
A . Op de geboorte ze lv e ! W a t is de
min fierlyke icn o p der B lo em en ? Niet
anders, dan eene menigte op elkander
liggende Bladeren, die de Bloem befe herm
en , o f de Bloeiii z e lv e z y n : en deezen
bewaaren op hunne beurt de V ru eh t,
die zo kostelyk is als de Bloem fchoon
fta a t; waarom in de Planten en Boomen
de Bloefem vo o ra f g a a t , en de Vrucht
vo lgt. In ’t begin van January fneedt ik
eenen Knop van deezen Syringeboom o p en ,
en za g bet jong teder Bloempje reeds
' , daarin
V tR S 'C llY N E N DER BLOEMEN. 33
daarin liggen. Eenen geheel anderen regel
volgen toch de Bloembollen , geiyk die der
Tu lp en en Hyacinthen. Op ’ t oog zyn
z y half döod o f reeds geheel verftorven :
en daar onze hand dezelven vóór den
Winter in de vogtige aarde zette , fchee-
nen w y ze geheel in 'd e n killen grond te
willen verdelgen. Haar aart is egter dus
behandeld te willen worden s w a n t , zo
'dra , in den voortyd , de Zon hooger op-
gaat , zo dra de zw oe ie Zuidewindjes
waaien , en God het gelaät des aardryks
v e rän d e r t, fpruken z y uit. D e onaanzien-
lyke Bloembol , verborgen vóór ons o o g ,
w'erheft zyne fchoon groene b la d e r en , de
' ftengel komt daarna, eindelyk de pragtige ,
-^Tulp. Zo groeit d ikw e r f , uit het onge-
merkt beginfel der W ed e rg eb o o rte , de fchoone
H e iligh e id , die de Eeuwen taiten zal.
V . En daarna moet ik het opwasfen in
het oog houden ?
A. G y zult eenige Bloemen de grootfte
nederigheid zien v e rto on en , en in de laagte
b ly v e n ; anderen zieh vetheffen , éénen o f
veele voeten opwaards. W e lk eene hoog-
te bereikt de bloeiende Aloe ! Sommigeft
kunnen op haare eigen’ beenen vast ftaan ;
doch anderen hebben onderfteuning noodig.
V . O n d e r f t e u n in g ...?
A. Viel nooit hierpp uwe äandägt ?
IV . DEEL. C Elke
ft.
i : *