
tf
illl
t > ll
S. ’
i r f '■
X T
-44,0 ■« k f 'A l . ri 0 9 ^
die Rook niet uit de brandende Veen©Q.,
ten Oosten »van bun gelegen, komen kan.:
waarop geantwbord is , dat een Noorde-
lyke Wjnd denzelven dan te vooren naar
bet Zuiden vervoerd zal hebben; doch
eeh Z u id e lyk e , daarop volgende, dieu te-
rug heeft doen keeren, waardoor z y den?
ze lvea met zulken Wind vqrnonaen hebben.
V» hjen yourfte niets meer aan , by
w y z e van tegen werping ?
, A. Ja wéi ¡ Men ze id e , het ocgeloofi.
lyk ce: z y n , dat deeze Rook zo lang^
kon ftand ' houden in de Lucht , ' en zo[
ver, doordringen ; doch, meq antwoordde
hierop, dac rnen moest zien , welken g%-
weldigen ámook vyfiig ' duizmd br|ndende
o f fnjeulende Morgen Lands g a v en , oiq
dit t,e kunnen gelooven.
V. Wa t denkt gy vaq dit voor eq te-
gen ' gezegde ? ,
A. T e r beilislinge van het gefchil ge?
zipd 5 hieldt ik roy, in' de Maand May
yap ft Jaar 127,8 gereed , ora, , by be.t,
eerfte branden, naap die Veenen te gaap.,
en alles, yaq ‘ naby tebe?ien: doch een’
Edelnjan qit dien ooyd, waarfchouw.de iq y »
d.at de, Veenep,, wegens den gevailen en,
nog vallendeq Regen , niet in dac jaaq ,
i|o. ft, Ccheen, t,en minílen nief in M a y
yEENKQOK. ZW'ARTE y x iE G r iN . 4 4 |
konden, o f zouden gebrand worden. Dig
IS ook de reden, dac men dien jaare de
zwarte Vliegen met den Rook in May niet
te gelyk in Holland gezien heefc, zynde
anders de laatfte, gelyk men daar meeat,
een voorteken der eérften, o f ze komen te,
gelyk. My is echter gezegd, dat een Am-
fterdamsch Heer de Eiereti deezer Vliegen
in de Schors der Boomen ondekt zou hebben.
Anders ftaa ik in het vermoeden,
(-III. Deel bl. 80, 8 i. Druk bl. 83.)
dac ze uitgebroeid worden in de V e e nen
,r e n , van daar door ft branden
ve rja agd , zieh verfpreiden en met den
Rook in Holland overkomen. Ondertus-
fchen is men , in en omftreeks die,
Veenen , in dat jaar geweldig gekweM
geweest door deeze Infeftten. Lieden van
¿eventig jaare getuigden , die nooit in
eene • dergelyke menigte gezien te hebben,
Z y .vielen eerst a,an op de Rerfe- en
Appelboomen ; doch deezen weinig o f
geen Bioefem dat jaar geevende, ylugttea
zyi naar het Eikenhout, waarvan z y , na
één paar dagen er ó p ‘gezeten, en e r 'g e e a
voedfel gevonden te hebben , flaauw
o£i dood afvielen. De fterke Wind ,
die èr op vo lgd e , was aldaar het behoud
van het overige Gewas : want hei
punoemlyk getal Rupzen en de overige
« E e 5 g®>
‘X V.i
' ■' l ì
«"XI;’'X'
„s
I - x