
'l i
4 1 a YPEN. WIEDE AS,PEKG;lE-r
rig en , van • Ü gezien o f „evqnaaren a y
hetzelve
y . In ’t; geheel niet 1
A. Het volgende ¡zeven.de Schyfje , vaa,.
EssEiNHouT gefneeden J ; / tnag met dat der
ypENi, veel overeenkomst h eb b en : de op-
gaande -lynen , . en de groote cirkelwyze
openingen znJlen geen. groot . onderfcneid,
lusfchenj/beiden ./maaken : even wel wordep
hier, de fierlyke vlammen,, d ie : men ip hep
ander zje,t., gemist, en daarentegen ont-
dekc men er in vyf dwarsiireepen o f jaar,-
kringen .in a , a , a , a , a , die de anderen
kruis fe n , nevens talryker groote
Oogen , zycde de monden o f de. doon-
gefneeden Sapbmz,en ; oofe eenen meer
helderen 'grond, beftaande nit veel meep#
doch duidelyk ■ zigtbaare kleine, gaatjes.,
welke., : alien zamengenoomen, dit vierkant
Stukje fchoon in het oog maaken , ea
ons eene . meuwe, Yerfcbeidenhejd ip dd
Schepping ontdekken.
V. .Laat: ons voort gaaa 1
. A. Een’ geheel anderen inwendigen toe-
í le l , dan vyy , tot , dijs verre z a g en , ver-
neemen wy , in het agtfie Schyfje , gefneeden
van,/eene w íld e aspergje. Verrukt
U niet aanftonds derzelver Schoonheid
? Ruuw is de Buitenfchors. Zes
Yezeis ziet^ men aan dezelve/zitten in a .
Yr i Y Ö E X s É E d i fi, ^ 413
é-, a ; a , a , a. Gy m o e t/ z é hóuden
voor opgekrompen deelen van het bui*
fenfte . bekleedfei , tOevallig hier voorko-
mende', ea dus niet voór éene byzonde*
re vaste hoedanigheid in deeze Plant. Een
donkere Cirkel maakt de Schors zelve
nie. ü it hec voorige vérftaac gy 'n u , dat
dit niet anders i s , dan eene menigte van
zeer fyne ■ en digt vereenigdé Sapbuizen,
Welken het Oog niet zien kan. Dan , het-
is aartig, dat deeze naar binnen fchieteü
met zesuen ongelyk lange ftompe punten;
en dat het Binnenwerk, laat tíiy het zo
eens noemen, volkomeo eenpaarig . is ;
met dit verfchil egte r, dat ' van «de ' duizend
gaatjes de grootften id het midden ,
en de -kleinften aan den binnenrand def
'Sch o rs zitten. Weik ten onbegrypelyk Zamenweeffel
! Alte deeze Schoonheden ziet
g y c u , op myne aanwyzibg, te g e iy k ,
mogelyk nog ééne meer, dan ik U genoemd
heb , ten zy üw e opgetogenheid
U hierin bindert. Eene zonderlinge zaak,
dus lang in geen Schyfje gevonden, vertoont
zieh hier. En welk is deeze ?
Merkt gy ze niet ? . . . Alie kanaalen
o f gaatjes, in de voorige befchouwde
Houten en , Rieten, waren o f volkomen o f
Onvolmaakt rond, maar hier . . , . hief
zyn ze zeshoekig, en dit niet alleen, in
he t
. V ' I