
Il if:
I 'd
S
1 ,-a (
V . M aa r , als men zieh aan het
ken niet gewennen kan, wat dan?
, A. ’t Is zeker, dac dit , wegens
geaaftheden der Menfchen verfchjllend is*
Ik heb een Kind , minder dan één jaaf
oud, met gemak en vermaak in zyn iloelt-
je een pypje zien rooken ; by andere
wil dit nirnmer gfeukken. ft Is ongerymd
en befpoctenswaardig zieh zel en veel te
pynigen, otn het Tabaksrooken te leeren,
zo men het niet met een byzonder oogmerk
ter gezondheid verpligt is te doen I
en, als men er zieh aan gewend h e e ft,
is het rooken niet anders nadeelig dan
door het misbruik, dat er vm gemaaki
wordt. Wordt gy er een Liefbebber van,
doet het niet kort Vóór den maaltyd ,
om den eetlust niet te bedeiven s ook
niet kort na denzelven, om het kostelyk
fpeekfel , zo noodig voor de fpysverteer
in g , gelyk ik Ü geleerd heb, niet tO
vèrliezen. W ilt gy het ’s avonds doen, o ti
te beter te rusten , ik veroorloOve he®
U , mids gy een glas water er op drinki»
Gebruikt goeden T abak, en men zal ovef
UW rooken niec klagen. VerkiCs vo o ra l,
die niet te fterk i s , en neem goede
lange p ypen , in welken de d'oorgaaöde
rook tyd van tè verkoélén heeft, ’t géSiì
noodig i s , om dat de Warme fook deS
: : . ' fmaak
t A S Á ÍC. h I b Ü R i i i 339
bederift , de tong en het gehe-
inelte benadcelt — . Nu vOortgegaan'.. . i
V . T o t Weik ftuk ? Ik peinze noch
tan uWe vermaaningeni
A. Ds liefde voor üwé weíváaft deedt
2'e my Ü ge even! En zullen we nti
voortgaan, bepaalen w y öns dan toc dat
Veld. Een eenVoudig bederig Gewasje,,
Verre weg min aanzienlyk dan de fehod-
ne Tábákísplant , Onbekend en zelfs Oti-
inoodig in Hollands o f Frieslands vétté
gronden, daar men, in den E ome r ,
Gras genoeg heeft vOOr het V e e , en iti
den Winter Hooi , om de Runderen té
voeden; groeit daar Wei in zandige gronden;
doch het Wordt in deezé mitt veteé
borden opzettelyk gezaaid;
V. Waartoé d it?
Á. D it P la n t je , s V o í r í é í ftSpergülä
Larvenßs) gehfeeteltt , heefc inen, alhieir
len op ve'ele andere fchtaaie plaatzen vah
biis Vaderland, daar men gebrek aah Gras
h e e fc , voor lang aángemerkt * als ééü
zonderling géfchénk d‘ef Vootzíienighéidi
Men laat d e ' Koéieh iñ détt Zdtdér g eheele
Velden ván dit Gewás eeren; 2^
vaaren et w é l by , fen ge'fevett daárV'áb
goede boter; Dé Lahdmán; die dan toé-
teikfend Grás en Élávfer b e z i t , dróbgt dé
Sparrie , en geefc h e t , zO hy Hooi m is t,
y 2 & e i 1«
1
i
i
I ’ fe
1 t i
fft'
i fftW
fe
li