
V I I ,
R.i» I 4
111
t ij
©n aan b e t 'e in d e in L een Omwindfeí
vindende, dat ik ' los maakte, haalde ik
hetzelve geheel van d en ’ßol a f , kronkelen-
de in cenen fraaien fpiraalen draai, z o
als gy Fig. I I . kunt zien. Dit Bekleed*
fe l veerkracbtig zyn d e , aan beide eindca
, fierlyk in eene cirkei geboogen, o veiaj
met ilekels gelykmaatig b e z e t , b le e f toea
ukgerekt ftaan, niet wilJende tot dea
voorigen kleinen ftaat wederkeeren. „ W e ik
een ^ fchoon Omwindfel , zeide ik , is oia,
dit Zaadhuis g e z e t ! W ie z o u , op het;
eerfte aanzien, ze g g en , dat men zulk
een op de Egelsklaauw vinden zou !
Toen dit van den. Boi was afgewondea
vcrnaro ik eea tw e ed e , doch dit vast zit-
«ende Fig. 12. aan de randen van veelo
platte ronde Schyfjcs- in / ¿ J , moest ifc
het met geweld van dezelven ter. heJfte
a fích eu ren , in mm nu afhangende. D e
platte, ronde Schyfjes opligcende, vondt-
i k , beneden tusfchen dezelven, tim Zaa*
d en , alle van elkander gefcheiden, heb*
bende de gedä’ante van onze Turkfehe
Boonen, doch van eene z o uitneemead
fchoone paarfehe K o le u r , als men ziea
kan Hoe zo rg vu ld ig , zeide i k , z y a dec-
z e Zaaden door 'den Schepper hier weg
gelegd 1 Eerst een konstig digt in, elkander
flmtend E ek le ed fe j; ©ea tweede daär,
ocder^
S;'
N
7'
•/oü?''
iii
'
¡ U v
' 1' 1 ' ' Í 'kl [ f
# j j
L ■ 4
i i i -7 4'
i - i1. -Í l §
i iH < f
f 4 J I
« t 1
, i
' (