
• I f-íií ji ■,
IM
80 G L A S . D I A M A N T .
veradelt. D a q , het e e r fte , ik meen hei
Zand , bezorgt ons G la z en , om uit ta
drinken ; om kostbaare geesten en fyne
vlugge - oliën daarin te bewaaren ; om
glasvensteren te maaken, die het aange-
naam uitzigt niet belemmeren , en nietce«.
min de koude fnywinden , h a g e l, en re .
■gen buiten onze wooningen houden. En
welk van deezç twee (zonder dat ik er
noch byvoege , dat men den harden D ia mant
met vuur kan aantasten, doen branden
, ea. ze lfs : iigter maaken) is dan het
beste ?
V. G y ve rzw ygt andere nuttigheden van
den Diamant, en hoe dan het befluit
op te maaken ?
A. Welken ?
V . Dat men geen middel wéet , hoe
men het Glas in ftukken zal fn yd en , zg
men dien edelen fteen mist. Hoe zoudt
g y toch op de FJesfchen, waarin gy uwe
Slangen , Haagdisfen en . andere dingen be-
waart ; hoe uwe ronde glaasjes» ter fluitinge
hebben gekre egen, zo g y geenen Diamant
gehad hadt ?
^ A. Ik heb er dien zelden toe gebruikt ;
ik kan hem zeer wel misfen.
, V. Hoe dat ?
A. By deeze gelegenheid is het rhy
l i e f , ü een nieuw bewys van de bepaaldfl'F
-fr'Vt.»
G L A S S H Y D E N .
paaldheid onzer kennisfe te geeven. G y
w e e t, hoe hard het Glas is , niettemin
fnyde ik myn Glas mec deeze fyne Schaar
zonder die te bederven.
V. G la s , härd G k s met eene fyne
Schaar te fnyden, hoe is dat mogelyk?
A. G y kunt dit alle oogenblikken gemakkelyk
doen, wanneer gy het Glas en
de fehaar. te zamen onder Water houdt-
Beproef dit. Snydt dan,
V . D it begryp Ik n ie t !’
A. Ik heb ü ook reeds te kennen g e g
eeven,; dat ik er de reden niet van
w e e t, noch t o t d u s verre heb kunnen
vinden. W e lk eene verborgen kragt (dit
is de vraag) oefent hier hec Water op
het G la s , 20, dat men het fnyden
kan? . . . W y .zyn van onze taak afgeraakt.
G y moest beflisfen, van welke zaak w y
de meeste voordeelen genieten, van den
Diamant, o f van het Zand?
V. Er is genoeg van U g ezegd , om
voor het laatfte te pleiten D a n ,
eer w y dit Bloemperk verlaaten, wilde
ik ü gaarne noch dene Vraag doen.
A. En die i s !
V. Ik wilde "ü vraagen, waarom bloeien
niet alle Bloemen te g e ly k ? Waarom
maar weinigen in den W in te r? En waar-
toe dienen z y ?
IV . DEEL, F A. Op*
.M"' ■ f t H
I I !
M3
■f: ’
M. J
ft fei