
f iH
Hi i i j f
't
Ì . 1
I
m K A 1 A 0 B 0 O Mb
den verwonderlyk, en verrukc ons tei*
k en s , wanneer w y ze vinden.
V. G y hebt my het vermaakeìyke hier*
van leeren kennen en voelen ! . . . Dan ,
wat zamelÈ men toeh in van deezen fierly-
ken Boom?
A. Eene Vru eh t, van gedaante äls een
Kömkommer, zeven o f agt duimen lang
én vier d ik , fp its , hebbende, in de leng-
i e , v y f o f zes uitfteekende ribbep, ge*
lyk fommige , Meloenen. Eerst is deeze
groen van' fc h i l, geel als ze ryp w o rd ,
én donker rood , als z e haare volkorñén
fypheid ontvangen h e e f t , overal bezet met
geéiagtige ftippen,
‘ V . De boom fie r lyk , de Vrücht fchoon,
gelyk ik uit Uwe befchryving kan op*
ilfäakeh; als z y nü maar even nut-
. tig is ! ' ' '
■ ;A. Hiervan ftraks näder! Vooraf moet
ik ü ook iets van ’t verwonderlyke,
üht ér nog by komt, zegg enf Het is
vréémd, dat deeze V ru ch t, zo djk en
läng, vooftkomt uit een Ató» Bloemken,
eü vast gehegt is aan een Steeltje, dat ,
maar eenen düim lang, en niet grooter
dän een ganzeveertje is , hangende aan
äen ftam èn aan de dikke Takken : want
groeide . ze aan kle'ens tedere T a k je s ,
gòudèn' üeezeü breeken, en dé Víucbtén
mééstal
t
k a k à ò Boom*
ttéestál verlooren gaan. Ademt dit niet
teené niéuwe Wysheid voor U , voor m y ,
Vreemdelingen in' dat W a ere ld gewes t?.
V. Mogelyk is Ook de Vrueht ze lve ver*
Wonderlyk?
Á. Z y heeft tw e é fehilleni dé éerfté
dik én geelagtig, de andere zaer dun
ten witi Dertig Zaaden o f Bitten zitten er
ln , ten naasten by van gedáante als een
h a lf hart, wat grooter dan een O ly f ,
glimmende, effen, van eene heldere pur*
|)ére .Koleur. Dus is alles fchoon, Boom,^
Vrucht en Pitteni
V. Hoe gaat het toe met deszelfs voort-
A. Men plant den Jongen Boorn in
groote Vierkante perken, op ryen, tien
voeten van elkanderu Opgewas fen zyn d e ,
jfnoeit men hem, en daar hy als eené
kroon opfchqot, maakt men hem nu tot
éénen tak ; derdehalf jaar oud zyn d e ,
begint hy te bloeien. Worden de P ea le
n , die het Zaad bevatten, geeT o f
donker rood, dan weet men, dac de
Vrucht ryp is. Des * plukt men ze a f ,
haalt er pitten u it , brengt ze in eene loo ts ,
bedekt ze met mhtten o f planken, en
laät ze das gisten én üiízwéeten, het
geen de Pitten, w it uit de Peulen gekomen,
donker rood maakt. nu laat men
N á ' zü