
i i
M
■// ■ y
'I r
4 2 y ERVL í EGEN VAN ’T STÜIFMEEÍ , ,
brpeid , jonge Wéspeo vportbrengen, wel»
k en , deeze woóning yerraatende en daaruft
vpor den dag kpmende, de andere V y g
en , welker Bloemen bet Stuifmeel ontvangen
moecen, aan het boveneinde dopr-
booren, en dus dezelven inet het Stuif-
jneel der eeríten, waar mede haar liphaam,
en ylerken bedekt z y n , vruchtbaar maä-
^ken. Hierom binden d e ' Landlipden in de
L e v a n t , daar yeele Vygen gewonnen worden,
de Takken der Stuifmeel geevende
Vygen aan de einden der Takken van dp
V y g e n , dip het Stuifmeel ontvangen, én
we l pp dien ty d , als deeze Wespen gé-'
yeed zyn pm uit te komem
V- W e lk eepe Schepping , welk eenp
y o o r z ien lg h e id ! W ie ‘ zH derzelver Won-
deren kunnen uitfpreeken! Infeéten bezor-
gen ons dus vruchtbaare Vygen! W y be-
boeven dan niet wederom te vraagea: zyn
deeze Diertjes nuttig? D a n , wat
gebeurt e r , wanneer eens de Bloemen vap
Boomen o f Planten op het Land te yer,
van elkander ftaan; wanneer z y deeze.
dienften niet onderling kunnen bewyzen i
A. Men heeft g e z ien , dat het Stuifmeél
yan eenen Bpom vervperd door den,
w in d , het Zaad eens anderen op den af-
ftand van vyftien mylen yruchtbaar g e maakt
heefc.
V- y a b
fORME E R l N G J A N ’T ZAAb. 4|
V. Van vyftien m y le n ! ...................... maar
zo de affländ noch grooter is^ wat
dan?
A. Dan zenden de Oosterfche Hoyeniers
h e t ' groove Stuifmeel van Boomen elkander,
in Brieven tPe, en deeze de ftlpe-
feips der in den aart onvruchtbaare Boo-
men daarmede poeüerende, dwingen z y dez
e lv en , goöd eh vruchtbaar Zaad voort te
brengen.
V . Hoe gaat dit to e , wänqeer er g e e .
pe 'r gelegenheid i s , om het allerfynfte
Stuifmeel in Brieven te ‘ iluiten: o f wanneer
eene Plant by ons te verre yan ee-
üe andere fta at, om elkander hierin te
lielpen?
* 'A . D e eepwige Schepper heeft pok
hierin willen voorZien, Het geen' ik U
reeds gezegd h eb ; doch van U niet
jchynt begreepen te zyn.
^ V . Hoe z o ?
4* Ih zeide ü , dat g y in eenige
Bloemen het Helmilyltje en het Stampertje
ie geiyk vin den’ künt, o f op denzelfden
Boomtak Blbemen, die Hét eene, en tevens
Bloemen, die het andere bezitten,.
dat is te ze g g en , de Hemelfche Maaker
heefc' eenige Bloemen zo geformeerd, dat
er in dezelfde Bloem het deel i s , welk
het Stuifmeel b e v a t, en tevens een an-
i - ' der
' i .(1