
I ■■
' t.
art M .| Jil-'' ]: ,
<1 H
ii
if '■
H B N N E P S t É e- L.
dät dit afgefneeden Schyfje niet volkoraéfl
rond is gelyk dat van het H o o i; maar
Vier inbuigingen h e eft,. en binnen hoi en
ledig is , hebbende een fyn beider grond-
Weeffel van millioenen kleine gaatjes, tnet
eene menigte grooter openingen, tusfchen
welken een aantal ftraalvezelen binnen-
waards fierlyk zwaaien, en zieh van el-
kander verwyderen , aan welker einde
de buisjes zieh ongelyk belderer dan Brus-
felfcbe Kant vertoonen; terwyl een äartig
randje den omtrek befluic en omzoomt.
Daar hebt gp, de befchryving; maar nimmer
hebt g y , ’s avonds uwe Kaars met
eenen Zwavelftok , die niet anders dan
een Hennepftengel is , ontileekende, sge-
■dacht: „ ui® honderd zulke Schyfjes be-
fláat myn Zw av elito k ; en dus h e b ' ik
thans honderd Wonderen in myne hand,
ze er heeriyk geformeerd door mynen Sehen«
per.” ¡
V. Is dan waarlyk een veragte Zwa-
ft/elftok een ongemeen Konsifluk , van pen
z o fchoon inwendig maakfel, wat is er.
dan hiet al Verdef fchoon ?
A. , Oflder anderen de Stengel vän eeheh
Wynstok. BeziP deeze aftekening, tnaar
'hoe befchry f ik U dit alJerfieriykst Stukje? ’
Is de Wyn edeler, dan deeze Vaten kons-
i'lg z y h , waarin de V o g ten , uit Grond
cn
«■
Efe
-fi
W T N ä T ó K 's R 'A K K.
Pn Lucht daarin getrokken, gekookt en
tot den edelilen Drank gefchikt' worden?
'BeZie deeze - regelmaatige vorming ; bezie
deeze nptte fchikking der Buizen, waar-
fn de beweiking des Wyns gefchiedt. Her
toiddefldPel van het Schyfje is dohkeragtig
; maar hoe fraai fteekt dat a f b y
den witagtigen buitenrand , o f by het
nog meer heldere ronde merg in het mid-
denpunt! Ongemeen fyne buisjes in eene
houtagtige zelfftandigheid, welken alien het
fcherpfte mes niet kan vatten , veroorzakken
dat donkere. Voorts ziet gy eene
'menigte fteevige duistere lyB en , komende
vän den i-and, alíe evenwydig “van elkander
, en lopende naar den middencirkei
b y het merg, zynde als zo veele fpee-
ken van een r a d , gezet in de rondte
van eene donkere ' naaf. Tusfchen elke
fpéek (laat ik deeze lyn en , klaarheids-
halven, zo blyven noenlen) doen zieh op
twee openingen, twée aan tw e e , drie hoog
boven elkander in . de donkere rondte ge-
■plaatst. Van het Merg in hét iniddebpunC
heb ik reeds gefprooken: laat my dan uwe
bpmerking nu leiden tot den overfráaieh
Rand, o f den Bast deezes Stengels. W e lke
fierlyke vierkante ligte vakjes, evenwydig
van elkander g ézét, en niet te teilen
'in dit S'dhyfje, dm dat hét ááfl eene
a^d*
l i
« '9' .
A " ■ 'S
/ ■
! !
li
4 -
t
M i . ‘
,* i fe
j ' j
V <!
11
* ' . Ii
I i i
Fi'.