
I '. J.ä
m,
a:., Í :?■
;!iííí(' ■' V-r ^ :
A n
I l f
5 4 V E R S C H I L IN K O L E U R E N .
op anderen letten w i l t , ilaa hierby ftil.
D e bloefem der Kersfe- Pruime* en Peere-
boomen is fneeuwwit -— — die der A p ,
pelboomen wit met zagt rood •-— - die
der Roozen w i t , rood o f w i t , anders
zagt o f vuurig r o o d , o f bpnt -.....—
die der Anjelieren zagt en f y n ; die der
Tulpen pragtiger geftreept — — * die der
Aurikulaft en Renonkels met allerleie K o leuren
befchpnken, en met zulk eene
frdaie ligging van bladeren opgeprpnkt ,
dat de Menschlyke Hand geene nabootzing
dürft onderneemen —----- die fter
Afrikaanen fchoon g e e l , met hpog rpod
doormengd — — . die , der "Goudshloemen ,
Haanekammen , Katteftaarten en Muurbloc;
men van een ander rood - — - die der
Bloemen van Damast , Jasmyp , Hyacin-
then 5 Papa vers , Violieren , Klokken ,
Anemonen , Balfeminen , Pasfiebloemen ,
en Primula Veris zyn van andere v e r fch illende
Koleured , waarby g y de geheei
roode., de w | t te , o f de roode met zwar-,
te ftippen geteekende Lelien en anderen
Yoegen kunt.
V . Ik e rken, dat Ik deeze verfchillea
wel gezien ; maar nimmer zo opzettelyk
opgemerkt, o f met elkander vergpleekep
hebbe.
A. En mogelyk opk riiet gedacht aan
JESÜS
f r a g t DER- l e l i e , 5 5
JESUS les : aanmerkt de lelien des velds ,
hoe ze waifin. ^ Zy arbeiden niet , mg
fpinnen niet. En ik zegge u , dat ook
Salomo in alle zyne heerlykheid (en hoe
pnbezefbaar groot was niet d e z e lv e !) niet
is bekleed geweest als een van deeze.
Matth. VI. 28 , 29, waaruit die Godlyke
Leermeester deeze overnuttige les afleidde-
, , indien de geraeene Veldlelicn zo wél gekleed
en zo pragtig uicgedoscht worden
van den Hemelfchen V a d e r ;^ d a n behop-
ren zyne Kinders , die zo veel meer
dan deeze geringe Bloemen zyn , niet zo
angftig bekommerd te wezen omtrent hpn-
pe tpekomende kleeding , en lotgevallen :
want de Schepper der Lelien is niet ilegts
hun Formeerder , maar ook hun liefneb-
bende Vader,”
V. Overtreft dan de Lelie de heerlykheid
van den pragtig. ujtgedoschten sa^
LDMO ?
A. Men kan noch niet zeker bepaalen,
welke L elie de Heere jesüs op het oog
gehad hebbe. Zou het die Bloem z y n ,
welke op de bladeren ronde met vogt
gevulde Blaasjes h e e f t , die de fch itte rende
Koleuren van den Regenboog vertoonen
? ------ O f moet men aan eene
andere denken, die op de Kaap de Goede
Hoop groeit , b y ons bekend onder
f t ' ' ’ P 4
<■
f t f l f t ' f t ’
1
' 7
I .
' * . . . . . .
7
,i I } Hlr'-' ' I'
A I