
y? I .’S
58 G E U R E N EN S T A N K E N .
ven , wat zult gy dan zeggen ?
Ik wil U thans met leiden naar de groa-
te welriekende Velden van het bloeiend
Raapzaad , van de Bo'ekweit, o f Paarde-
boonen ; bepaal ü alleen tot onze Bloemen.
Die men in de Wildernisfen ont-
m o e c , misfen meesc alien den R e u k ;
en voor wien toch zou dezelve dienen?
Dieren en Vogelen h eb b en, zo veel w y
w e e te n , daarvan geene aandoening; en de
e e r ften , in ft b y zond er, hebben geeneq
tyd 5 om er z ig mede op te houden.
D e Musch wordt niec vermaakt door dien
fraai bloeienden T u lp nboom. Het Bast-
aard Nagtegaaltje riekt met de ^ eu ren der
bloeiende Magnolia. De Os ftaat niet f t i l,
om zieh te verwonderen over duizend
VelJbloemen, Eenigen z y n , zp ft fch yn t,
zonder r e u k , op dat we dit voorregt in
anderen te hopger zouden fehatten. . . .
V . Maar anderen, gelyk de Afrikaanen,
flinken en verveeleri ons g ew e ld ig !
A Moeten juist alle Bloemen wélrieken-
de lieflyke geuren van zieh geeven ? Is
het niet g en o e g , dat de roeesten ons,
oog ftreelen , en tevens lieflyk voor onze
neus'gaten zyn ? Moec er geene V e r fch e idenheid
in alien plaats hebben ?
V. Zy beboeven juist niet te i|inken 3
laat ze zonder reak zya!
4* Mpn
u t d e r r e u k e n . 5 9
A. Mogelyk doen ze ons daardoor ver-
fcheiden’ diensten, ft zy dat ze door den
fta n k . de kragt van kwaade dampen ver^
breekeri ; ft zy dat ze daardoor fchaade-
lyke Infedten, die er te- veel op zouden
v a lle n , van zieh weeren ; o f dat z©
hierdpor geneezende Vermögens bezitten.
Tw e e o f meer dienften gaan toch dikmaals
zamen gepaard, b y vo o rb eeld, de Peter-
ce lie is van zeer veel nuts op onze ta^
f e l s , maar tevens even k r a g t ig , om alle
flanken, dio ''vy toevallig . o f noodwendig
aan onze handen k ryg en , te verdryyen s
^es ik npoit eenig ander middel tot dat
einde g eb ru ik e , w ry v en de , flegts eenige
k e e ren , zulk pen blad met myne handen,'
Vergeet dit gemakkelyk en veel vPrmo-
gend middel in die gevallen niet,
V , D e Reuken zyn dan ongelyk ve rdeeld
onder de Bloemen ?
A. Ja! En waar is geene ongelyke ver-
d e e lin g , zo juist beftemd tot de gewig-
tigfte oogmerken in de natuurlyke en ze-
delyke Waereld ? , Hadden de pragtige
T u lp e n , en de overfchoone Ranonkels de
2oete geuren van Anjelieren , van Muur-
bloemen , van Kamperfoelie o f Roozen; z y
zouden op zulk eene volmaaktheid hoog-
moedig wo rd en , o f liever g e z e g d , andere
Bloemen zouden er te veel b y a f,
val-
■ 1: ; 'V - I
’ I
p.
■ f t : '
; . f t " ! '
' '-i'l
■fc ?i
" ’ .ift^ ' f e l l
M Í- Il
■ 'J ^ -1 i
VX
I ft'
Í '‘3'
I it
■ X Í.
,i
i / ' J ; I