
|r !lj I
1. r i
'
1-
li
, f-
D E K K 1 E t .
zen in de heldere cirkels z y n , in ‘ hee
oorfprongelyke, wel drievtaal talryker dan
gy hier ziet: de breedce des rings moesc
bygevolg ook driemaal fmafler v a llen ,
zynde de middelyn van die Schyfje niec
langer daa een vierde deel van éénen duim
Ainfterdamfche maati Wanneer men hetze
lve door het Microscoop b ez iet, ont-
dekc men zeven o f agt onderfcheiden’
foorten van buisjes o f gaatjes ; een fchoon,
een verrukkend gezigt. Die is v e e !, zeer
v e e l , maar het is ’ t ook al ; vérder
vermögen wy niet te gaan. Weik Mensch
toch zal ons bepaald kunnen zeggen ,
waartoe elke foort van Buisjes d ient;
hoe de Sappen daarin behandeld worden;
hoe zy hec Riet zulk eene geweldige
hardheid g e ev en ; hoe. . . . . Dan , het
is hiervan cu genoeg; w y hebben den
tyd aangenaam gefleeten, en zyn nu volkomen
utgerust ; zetten wy thans onze
wandeling voort, en bewaar deeze Teke-
ning.
V. Myn oog is nog niet' verzaadigd
van hec zien! Hoe heerlyk is het Dek-
lie t geformeerd! Ik kan naauwlyks opry-
zen!
A. W y moeten nu evenwel voort, en
zy t gy oaverzaadigd van tzien , hervac na-
derband deeze taak. Ik heb Ü maar een
klein
yK jeA/y/f,',77
bÁ>7, /A.
Í Í
/ 1
f e l l