
fe ii
II
l - . 'i I
"I t;V 1
if ■ ’ 'I fe
' ■ 'r !. Ï :
‘Î ; • t f e i * XI I :
111
,,i,- i1
340 IÎ 0 S T E R D Z A A D»
met knoUen gemengd en -g e k o o k t, ’s win*
ters aan zyne Beesten. Dus wordt het gémis
der rykdommen , die vette Landen
opleveren, hier geboed door een ander Ga-
w a s , ' .dat zieh vergenoegt met zandige
oorden te beflaan. Hoe wél wordt dus de
opmerkende Landman tot het erkennen der
goede Voorzienigheid geieid ! Alle Landen
kunnen ons dan dienen: niets behoeft ledig
te liggen.
V. Ook dat wyde Veld is met een
hoog G ew a s , dat geele Bloemen draagt,
bezet Î
A. ’t Is m o s t e r d z a a d ! Zelden zaait
men het hier o f in de Betuwe, om dac
het genoeg in bet wilde ftaat aan - dy-
ken en w e g en , zynde/ongemeen vruchtb
a a r : want daar men het eens in de
■aarde ' w e rp t , kan - men bet in het vervolg
niec wel uitroeien. ' Eer hec afgefneeden
wordt, valt er toch altyd eenig
Zaad a f , dat daarna uitfpruit. ln Noord-
holknd beminnen bet de Landlieden, niec
alleen« om .dat zy groote winsten daarvan
trekken ; maar ook om dat hun Land
door dit Gewas verbeterd wordt. Gy weet ,
hoe klein hec van korrel i s , en welken
goeden fmaak het b e z it, waarom het zo
.d ikw e r f, gemaalen, op onzen disch ver-
fcb y n t , ter gezonde to e fp y ze , bieJende |
ook
M O S T E R D Z A A D.
ook aan de Scorbut, onze gemeene Land-
z ie k te , geen kleinen tegeDiland.
' ' V. By deeze gelegenheid herinner ik
my in de H.- Schrift geleezen te hebben
: " dat het wel het minste onder alle
de Zaaien i s ': maar wanneer ‘ het opgewasfen'
is , dan - is 't het meeste onder de
moeskruiden : en het wordt een boom. Matth.
XIII. 32. Hoe zal ik dit vereffenen;
want dit Zaad bloeit nu reeds , en zal dus
niet , ten minsten niet veel hooger op.
fchieten , veel min een Boom worden ?
A. Het is ook niet het minste onder
a lle de Zaaden ! * Ik . heb ü in de T ek e ning
der Zaaden (Plaat 4 .) eenigen laaten
zien , die veel kleiner zyn.
V. Dus wordt de zwaarigheid noch
grooter!
A. 'N ie t zo groot* als gy /denkt ! Zegt
de Heere je su s , dat hetzelve het kleenfte
van - alle gefchaapen’ Zaaden is ? Neen !
maar wel , dat hetzelve het minste is
onder de Zaaden , die naamelyk tot eenen
Bootu in «het Joodfche Land groeiden ; o f ,
*t geen beter ftrookt met den duidely-
ken zin van den Tekst , dat hetzelve
het minste is van alle - Zaaden ,• di’e de
Jooden tot Moeskruiden in hunnen akker
wierpen; o f die hy , toen fpreekende , onder
zya oog op het veld vernam.
Y 3 V. Hee
1 II .
I
1