
t i
4'í; ‘
«i8 n o V. M E E K R A E,
ßierbrouweryen niet gemist kunnco wof.
d en, wyl ze eenen zeer goeden fmaak
geeven . aan deezen gezonden en vefiter»
kenden draak, oudstyds" te regt zo hoog
gefchat van onze Vaderlanders , eer de
Thee en E o ffy , die niet veel heils door
ft misbruik baaren, zieh in deszelfs plaats
hadden ingedrongen. Het ander voordeel
trekt men, in het voorjaar, van de talryke
uitfpruitfels deezer Plant in den grond,
onder den naam van h o p s a l a bekend,
die zo dikwerf ten gefchenke naar elders
wordt gezonden , en op de tafels
der Aan zienlyken geene kleine eer ont-
vangt, in eenen t y d , wanneer de Krop-
fala nog niet uit den kouden grond te
voorfchyn komt.
V. Heb ik het w é l , d ä t. g y ook van
de MEEKRAP gefprooken hebt ?
A. Ja ! ft is een Gew as , welk eene
zo fterke roode verw g e e ft, dat een Hond *
daarmede gevoed , roode tanden krygt.
Z y wordt in Zeeland, als eene kostely»
ke Plant , aangekweekt met eenen over-
zwaaren arbeid , alleen om dat ze zeer
te ftaade komt in het verwen van roode
ftoffen, : des de ’ jaloersfche Gelderfchen,
tuk op w in s t, fints de laatfte jaaren,
begonnen hebben, dezelve ook in de vette
Betuwfche Klaigronden te bouwen.
V. Wac
K O O L 2 A A D . ■
V. Wat heeft er op dien Akker geftaan?
A. Het zo genoemd k o o l z a a d , ft welk
onze Landlieden zaaien, om er dac bekend
en nuttig Z a ad 'v an te winnen, bei
geen, geperst zynde, ons den zo voor»
deeligen Raapolie levert,
V , Voordeeligen Raapolie?
A. Ja ! ik zeg , my dus uitdrukken-
d e , niet te veel. Hoewel wy veele Zaaden
hebben, dient egter elk tot eea
uitmuntend einde. Ik kan niet ftilftaan
by derzelver befchouwing, o f de Dankbaarheid
aan, en de Verwondering over
mynen weldaadigen Schepper' neemt mya
geheel hart in. Zuit gy hec vermaak genieten
van zingende Vogeltjes in üw Huis
te hebben; zult gy Zeep laaten maaken
om te wasfen; zult gy pleisters bereiden
voor wonden en bezeeringen zult
gy liwe [Lamp in den duistereh Avond
ontfteeken, hebt gy dan geenen Raapolie
noodig? O f zyn deeze vier nuttighedea
te gering om te noemen, ' o f wáardig'der
verfmaading?
V. Althans met de laatfte ben ik niet
zeer ingenoomen!
A, Ongetwyfeld verveelt U de vuile
ftinkende blaak, die de Lampen, met
dien Olie ' gevuld, geeven: maar is dié
niet