stammen een’ gemakkelijker toegang opende. Evenwel, aan de
overzijde van den Rijn bedreigden hem een viertal sterke Romein-
sche bnrgten| Ar e n a c um, waar het 10de legioen in bezetting
lag, B a t a v o d u r um, door het 2de legioen verdedigd, Gr i n n e s
en Vada, met eenige cohorten en ruiters ter bescherming. Al
deze posten moesten te gelijker t.ijd worden aangevalleri, in de
hoop dat, zoo niet overal, althans op een enkele plaats de
krijgskans hem günstig zou zijn en de weg voor de Germaansche
hulpbenden zou ontsloten worden. De bestorming van A r e n a cum
werd aan zijn’ zusterszoon V e r a x opgedragen. De dappere
Trevieren C l a s s i c u s en T u t o r zouden Gr i n n e s en Ba t a v
o d u r um aan tasten. Zelf zou hij tegen Va d a optrekken. Maar
ook ditmaal zegevierde de Romeinsche krijgstucht en oorlogs-
ervariug op den onstuimigen moed der Bataven en hun bond-
genooten. Op alle punten werd de aanval afgeslagen, en door
dezen tegenspoed gebroken, zag Civilis zieh genoodzaakt den
strijd op te geven.
In G r i n n e s nu meent men R h e n e n , in Va d a Wa ge -
nm g e n terug te vinden, gelijk A r e n a c um in Ar n h em,
B a t a v o d u r um in Du u r s t e d e . Tusschen Grinnes en Vada
liep destijds een Rijnarm naar het meer E l e vo en Vada zelf
heeft waarschijnlijk niet. volkomen op de plaats van het tegen-
woordige Wageningen gelegen, maar een weinig hooger, op den
berg, waar men nog veel later de kapel van 0 u d-W a g e n i n g e 11
vond.
In de oudste ons bekende geschiedenis onzer gewesten hebben
dus de; steden, die wij gaan bezoeken, welligt reeds eene niet
onbeteekenende rol vervuld. Zeker was in elk geval de omtrek
reeds vroegtijdig bewoond, want overblijfsels eener overoude be-
volking werden er aangetroffen, en reeds uit dit oogpunt beschouwd
verdienen beide plaatsen onze belangstejling. Maar ook bovendien
hebben zij veel, wat den wandelaar aantrekt en boeit. Fraai ge-
vormde en sierlijk begroeide hoogten, in vergelijking met de
vlakke velden, die het grootste deel van ons vaderland aanbiedt,
wel vbergen” te noemen, verheffen zieh aan den oever der rivier.
d e Om n ib u s . 153
Heerlijke vergezigten zijn er te genieten, zoowel over de woeste
Ve l uwe als over de vruchtbare B e t uwe en den schoonen
stroom, die zieh daar beneden slingert. Aan belangrijke gebouwen of
inrigtingen ontbreekt het daar overigens niet, en ook wanneer wij
de rivier oversteken, zullen wij daar vinden, wat in hooge mate
onze opmerkzaamheid verdient. Zoo maken wij ons dan op tot
een’ togt naar Wa g e n i n g e n en R h e n e n , naar de Wage-
m n g s c h e en de Gr e b s c h e bergen, naar de Betuwsche dorpen
Hemme n en Z e t t e n .
Wageningen staat met Arnhem in geregelde verbinding door
eene diligence, met het Station E d e van den Rijnspoorweg door
een omnibus, met de stoombooten op den Rijn door een aanleg-
plaats aan het L e x k e n s veer . Wij komen er van den kant
van Ede.
Van dit Veluwsche dorp zien wij niets dan den toren op
eenigen afstand. ’t Station is er ver van verwijderd, te ver althans,
dan dat wij als in ’t voorbijgaan het dorp zouden bezoeken. Voor
de wandeling naar Wageningen hebben wij een paar uur noodig.
Daartegen zien wij wel niet op, maar een plaats bovenop den
omnibus vergunt ons niet alleen, evenveel te zien als een voet-
marsch, maar zelfs vrij wat meer. Immers de grintweg is aan
beide zijden voor een goed deel met berkenhakhout beplant en
ons verheven zitpunt vergunt ons het gezigt daaroverheen, ter-
wijl wij op den weg menigmaal tusschen ’t geboomte zouden
wandelen. Dat de tooneelen längs den weg ons niet in duizeling-
wekkende vaart voorbij zullen vliegen, durven wij van het voor-
span wel verwachten en in die verwachting worden wij dan ook
geenszins teleurgesteld. ’t Gaat op een zeer matig drafje, en op
ons gemak kunnen wij alles waarnemen, wat zieh tusschen ’t
Station en Wageningen aan 011s 00g vertoonen zal.
Dat is vooreerst heide en dennenbosch, roggeveld en akker-
maalshout, de deels nog woeste, deels reeds ontgonnen gronden