merkwaardige overblijfsels uit den Romeinschen tijd zijn er velen
verloren gegaan door den brand, die in 1848 de Domburgsche
kerk heeft verwoest. Onder het neerstortend puin van het koor,
waar zij destijds werden bewaard, zijn de meesten gebroken en
verbrijzeld. Enkelen zien wij er nog, waar de godin Nehalennia,
van haar hondje vergezeld en met de korf vol vruchten, op Staat
uitgehouwen, terwijl de zijkanten andere godenbeelden dragen.
De achterzijde, die tegen den wand des tempels stond, is vlak
en ledig. Van de Nehalennia’s, op het rijksmuseum te Leiden
geplaatst, zijn hier afgietsels voorhanden. Die ten tijde van
Smal legange en Gargon aan bijzondere personen behoorden,
schijnen niet meer te bestaan. Wij vinden hier ook den geloftesteen,
gewijd aan H e r c u l e s Ma g u s a n u s , in 1514 bij We st ka pp el
opgedolven, en dien aan de nog onbekende godin B u r o r i n a ,
van Domburg afkomstig. Middeleeuwsche oudheden zijn er niet
overvloedig. Uit R ome r swa a l treffen wij eenige overblijfselen
aan en uit den strijd met Spanje een aantal herinneringen. Het
touwslagerswiel, waaraan de Ru i j t e r heeft gedraaid, mag onze
aandacht niet ontgaan en belangstelling wekt ook zonder twijfel
het schoone afbeeldsel des edelen admiraals, door F e r d i n a n d
Bol geschilderd. Aan portretten van beroemde Zeeuwen is de
verzameling rijk en hoogst belangrijk is de voortreffelijke historische
atlas van Zeeland, meest door Mr. J a c o b Ver h e i j e n
van C i t t e r s bijeengebragt. Niet dan met moeite bepalen wij
ons tot het doorbladeren van enkele portefeuilles, en evenrain
kunnen wij ons lang ophouden bij de handschriften en boeken,
aan ’t Genootschap behoorende, of bij de verzameling munten en
historiepenningen, minder nog bij het kabinet van voorwerpen
uit de ontleed- en ziektekunde, van Zeeuwsche vogels, visschen
en insecten, van schelpen en delfstoffen uit O. en W. Indie, die
dan ook met Zeelands geschiedenis maar in verwijderde betrek-
king staan en misschien beter elders geplaatst waren. Van zelf
zien wij het planetarium, door den Middelburgschen horlogemaker
v an d e n Eec kh out , vervaardigd voor Mr. J o h a n Ad r i a a n
van de P e r r e , aan wien de verschillende verzamelingen veel
hebben te danken en in wiens huis wij ons thans bevinden. Ook
moeten wij in de vestibule het zonderlinge buffet van hoorns en
schelpen wel opmerken, gemaakt door Dr. J o b Ba s t e r , aan
wien Nederland o. a. de invoering van de goudvisschen verscbul-
digd is.
De rijke bibliotheek der provincie, in een der zalen der abdij
gehuisvest, laten wij onbezocht. Boekerijen zijn om g e b r u i k t ,
niet om alleen gezien te worden. Veeleer zouden wij dan nog
een bedevaart doen naar de vergaderplaats der Provinciale Staten,
waar wij op de verkleurde wandtapijten de oudste bekende af-
beelding van Neerlands driekleur vinden. Niet lang zal ons een
kijkje in de vleeschhal ophouden, wanneer wij de deugd der
Walcherscbe weiden bewezen willen zien door de afbeeldingen
van een paar verbazend vette ossen. Maar liever willen wij ons
opmaken, om het schoone en vruchtbare eiland zelf in natura
te gaan aanschouwen.
Hebben wij de morgenuren aan de kennismaking met de
Zeeuwsche hoofdstad besteed, dan kunnen wij het overige deel
van den dag aan een kleine, maar belangwekkende wandeling
in den omtrek van Middelburg wijden. Voor een’ langer togt
beginnen wij met den vroegen morgen en met versehe krachten.
Wij gaan den weg naar Vl i s s i n g e n op. Eenige jaren ge-
leden zouden wij door de Vl i s s i n g s c h e p o o r t op den Vl is-
s in g s ehe n weg zijn gekomen. ü a t wij de poort'thans niet
meer vinden, verwondert ons niet. Haar tijd is voorbij en wij
betreuren het^ geenszins, dat de steden zijn opengesteld voor onbe-
lemmerd verkeer, al zagen wij niet zonder leedwezen menig fraai
gebouwd en rijk versierd poorthuis verdwijnen, of — wat niet
beter is - plaats maken voor het welbekende ijzeren hek tus-
8