14 TWEE KASTEELEN.
ben , zouden wij in liet gansch onbeschutte gebouw bij Zomerdag
een meer dan tropische hitte verwachten, des winters trouwens
door Siberische koude afgewisseld. De tijd heeft nag niets. kun-
nen doen, om het harde rood van den steen wat te. verzachten,
om wat klimop te slingeren over de stijve lijnen, om het hout-
gewas op het voorplein wat te doen opschieten. ’t Is alles nog
dor en bar. Ook is het huis onbewoond en als een vreemdeling
staat het te midden der nederige, maar vriendelijke woonplaatsen
der overoude heerlijkheid, in de stille dorpsstraat, waar wel geen
enkel huis door bouwstijl of oudheid opmerking verdient, maar
ook niets den algemeenen indruk verstoort. Veel beter in over-
eenstemming met het geheel is de grijze bürgt, waar eens de
banier der graven van Kessel uitwoei. Ook deze ligt afgezon-
derd van de woningen der burgers en boeren, van de winkels
en werkplaatsen, aan het einde van het dorp, op zijn een-
zame hoogte. Maar onder de hoede van die sterke muren is de
plaats ontstaan en opgekomen, en bleef de afstand bewaard tus-
schen den hoogen Heer op zijn slot en de laaggeborenen aan
zijn’ voet,, zamen zijn zij opgegroeid, innig is hun geschiedenis
verbonden, door tallooze banden waren zij aan elkander gehecht.
Men kan zien, dat dorp en kasteel bij elkander behooren, al
ging sinds lang de tijd voor de vaste bürgten voorbij en al heeft de
bakker en de smid, de kruidenier en de boer den fieren burgt-
heer overleefd.
Nieuw is ook de k e rk , die aan den voet van den heuvel,
eveneens dus aan het einde van het dorp, is gebouwd. Maar zij
verbreekt de harmonie niet, of althans veel minder dan het
nieuwe kasteel. Wel is de kleur van den steen nog wat te hel-
der, maar haar bouwtrant is middeleeuwsch en met der tijd zal
haar voorkomen winnen. Wat de architect Cu y p e r s kon doen,
om „in den stijl” te blijven, heeft hij gedaan. De jaren moeten
nu verder het hunne doen, en dat is hun wel toevertrouwd. Deze
kerk. is gebouwd in de plaats en op de plaats der vorige, in
1460 van Maastrichtschen mergelsteen opgetrokken. Maar ook
dat thans gesloopte bedehuis was niet het eerste, dat hier ge-
KEEK EN ALTAAE. 15
Sticht werd. Reeds in 1219 gaf H e n r i e k , graaf van Kessel,
een’ boomgaard bij de kerk aldaar aan de abdij M a r i ë n w e e r d
te R o e rmo n d en ontving hij tevens vergunning, dat een pries-
ter uit die abdij de dienst in de kapel en op de begraafplaats
der heilige maagden te Kessel zou waarnemen. Onder de muren
van ’t kasteel, gestiebt en begiftigd door den burgtheer, maar
toch in het dorp gelegen, vormde de kerk als het vereenigings-
punt tusschen den edele en zijn onderzaten, als de plaats, waar
zij elkander als gelijken ontmoetten, om bevrediging te zoeken
voor de hoogere behoeften, die zij allen gemeen hadden.
Misschien had hier, reeds eeuwen voor dat er een Chris-
telijk kerkgeböuw verrees, een heiligdom gestaan. Bij het af-
breken van de oude kerk in 1869, vond men onder het hoofd-
altaar op het koor een Romeinsch altaar. ’t Is eene vierkante
kolom van fijnen, witten steen, slechts 0,9 M. hoog en 0.55
breed, met drie bas-reliefs versierd, geschonden, maar toch nog
genoegzaam te herkennen als gewijd aan Mi n e r v a , H e r c u l e s
en J u n o . De vierde zijde was ledig en heeft vermoedelijk tegen
den muur des tempels gestaan. Naar het kunstvolle der bewer-
king te oordeelen, is het merkwaardige monument niet van in-
landschen oorsprong en daar de eereplaats aan H e r c u l e s is
toegekend, schijnt het wel een vereerder der physieke kracht, een
krijgsman uit de Romeinsche legioenen, die dit altaar heeft op-
gerigt. Wij vinden ’t niet meer op de plaats, waar ’t werd op-
gedolven, maar in het Museum van oudheden te Leiden.
De bodem leverde nog meer Romeinsche oudheden. De ver-
zameling der S o c i é t é h i s t o r i q u e et a r c h é o l o g i q u e d u
Du c h é de L im b o u r g te Maastricht bezit een kruik van wit
aardewerk, van Kessel afkomstig, en ook in de fundamenten
der gesloopte kerk werden Romeinsche tegels aangetroffen, gelijk
er vroeger en later penningen en munten waren voor den dag
gekomen. De heirweg van T o n g e r e n naar Ni jme g e n , waar-
van ook tusschen Baerlo en Blerik de overblijfsels nog bestaan,
en die zoowel noordelijk door het land van K u i k , als zuide-
lijk in dat van Ho r n en voorts op Be l g i s c h grondgebied is