ook Romeinsche munten gevonden. Er zijn er, die hier den bürgt,
plaatsen der Rediohemsche graven, uit wiens vensters de booze
B a l d e r i k met verwaten trots zijn bloeijend gebied overzag. Deze
dingen zijn intusschen onzeker en meer dan gissingen zijn het
niet. Zeker is het, dat Grunsfoort, vermoedelijk als grensvesting
tegen het Sticht gebouwd, in de laatste helft der 14tin eenw
een Sterke bürgt was, -die in 1372 na een berenning van vijf
dagen voor graaf J a n v a n Bl o i s werd gewonnen en sedert,
zoolang de oorlog met Wi l l em van Gu l i k duurde, een wapen-
plaats bleef voor de partijgenooten van hertogin M a c h t e 1 d ,
vergeefs door de besten uit de partij der B r o n c k h o r s t e n belegerd.
Na >t verdrag aan hertog Wi l l em ingeruimd, werd het
een vorstelijk jagtslot, waar de hooge gebieder menigmaal ver-
toefde in de jaren zijner roemrijke regering en herhaaldelijk de
edelsten van zijn land en naburige vorsten als gasten ontving,
maar ook de gewigtiger belangen, aan krijgs- en staatsbestuur
verbonden, niet verzuimde. Hertog Ka r e l van B o u r g o n d i e
gaf in 1473 Grunsfoort in leen aan Ge r r i t van Ri j swi jk,
om het voor hem te houden als een open huis. ’t Werd op
nieuw versterkt en ingerigt, om in dien onrustigen tijd een’
vijandelijken aanval te kunnen weerstaan, maar ging, na den val
der Bourgondisohe partij, aan Ad o l f van Egmo n d over. De
sterke bürgt werd aan H e n d r i k Be n t i n c k ter bewaring toe-
vertröuwd, later door A l b e r t van d e r Lawi jck en Re i n i e r
van Ge l d e r , Heer van Ar s s e n bezeten, allen mannen kloek
in het veld en wijs ln den raad, maar zijn weerstandvermogen
werd niet meer op de proef gesteld. Als bezitting der Li jndens
en G o l t s t e i n s had het huis voor de geschiedenis geen beteeke-
nis meer. ’t Werd, oud en vervallen, omstreeks 1730 gesloopt.
Het nieuwe ,/zeer deftige” gebouw, dat het verving en evenzeer
met een’ hoogen toren prijkte, is in 1780 afgebroken.
Voor eeuwen — wa n n e e r , zegt de legende niet — woonde
op Grunsfoort een jonkvrouw. Schoon was zij - 9 natuurlijk — , ijdel
en pronkziek — zooals niet vreemd is - 9 , hard voor haar onder-
hoorigen — gelijk velen — , trotsch »¡^zooals weinigen van haar’
rang. Nooit zou zij des Zondags naar Renkum ter kerke gaan,
of een wit tapijt moest ‘van het slot naar de kerkdeur worden
gelegd. Eens stond bij den kerkhofmuur een oud, onbekend
man. //Jonkvrouw, jonkvrouw,” -r— zoo sprak hij — wminacht toch
den gewijden grond van het kerkhof niet. Stof zijt gij, en tot
stof zult gij wederkeeren.” Maar de waarschuwing werd in den
wind geslagen. Week op week werd het tapijt gelegd. Eindelijk
droegen acht baronnen de doode jonkvrouw naar het graf. Daar
stond weer de geheimzinnige grijsaard. //Gij hebt nooit dit heilige
plekje willen aanraken, nu wil ’t u ook niet aanraken. Het
paard van den rigter weet waar gij tehuis behoort.”
En zoo geschiedde ’t. Den volgenden morgen stond de kist
buiten den kerkhofmuur. Vergeefs was iedere nieuwe poging, om
haar een rustplaats in de gewijde aarde te doen vinden. Elken
morgen zagen de bevende dorpelingen het lijk uitgeworpen. Toen
spanden zij het paard des rigters voor de kist. Naar de beek
op de heide sleepte het dier de doode jonkvrouw. Daar verzonk
het lijk in het water. Maar vaak zit zij er nog te wasschen en
te plassen, en wie te veel aan het aardsche hangt, wie ’s morgens
niet gebeden of zieh niet ge wasschen heeft, wie h o u tstee lt of
boomen heeft geschonden, die wachte zieh wel, nabij de beek
en de jonkvrouw van Grunsfoort te komen.
Renkum is een groot en fraai dorp. Längs den breeden straat-
weg liggen aanzienlijke heerenhuizen, groote, sierlijke tuinen,
welvarende burgerwoningen, en waar een onbebouwde piek is,
heeft men ’t gezigt op de bosschen ter linkerhand of op de
rivier en de Betuwe ter regter. Van een klein boerendorpje is
het in de laatste jaren tot een uitgestrekte bloeijende plaats geworden
en zeker beteekent het nu vrij wat meer, dan toen het,
voor 900 jaren, de hoofdplaats van een graafschap Red ich em
was. Uit die oude dagen is er niets meer over. Zelfs het duif-
steenen kerkje, d a t, later vergroot en hier en daar verbouwd,
in hoofdzaak uit de l l de eeuw afkomstig kan zijn geweest, is
thans gesloopt.
Bij de prächtige linde aan het kerkhof kunnen wij den zij-
V. 24