KEN STORM IN BEN GLAS WATER.
hout en mastho.it omzoomen het zandspoor. Soms zijn’t begroeide
hoogten, soms lage broekgronden, soms groene pleintjes met
hooge berkenstammen begroeid, of van greppels doorsneden elzen-
boschjes, soms woeste heidevelden, of boekweitakkers of weiden,
waar längs onze weg ons leidt. Enkele fraaije boerenhofsteden
liggen met ver van elkander, te midden hunner bouwlanden en
vertoonen denzelfden Stempel van welvaart en zorgvuldig onder-
houd, dien alles in deze streek schijnt te dragen. Een katerstede,
die wij van hier niet kunnen zien en die wij als vreemdelingen
moeijelijk kunnen vinden, zou ons, wanneer wij er toevallig
voorbij kwamen , in haar begroeide gracht en haar tweetal punt-
gevels de overblijfselen van vroeger aanzien te aanschouwen geven.
’t Was dan ook oudtijds een havezathe, Ha g e n genaamd, waar-
8313 een burgemeesterlijk geslacht in Doetichem zijn’ naam ont-
leende. Veel merkwaardigs weet de geschiedenis van dit huis en
zijn bezitters niet te verhalen, maar van een’ aanval, dien het
had door te staan, kan zij toch spreken. ’t Was in de lente van
’t jaar 1631, toen An t o n van Vo o r s t het bezat en bewoonde
met zijn dochter, jonker J o h a n B e n t i n e k s echtgenoote. Jonker
Bentinck, een „konings-kapitein en lang niet gemakkelijk” , had
een burger van Doetichem met geweld belet, te jagen op de
kloostergronden van S i on en hem den hoenderzak ontnomen.
Vertoogen van de achtbare magistraat over deze schending van
hun regt, in den persoon van een’ hunner burgers, hadden niet
gebaat. De Heer van Hagen liet burgemeesters en schepenen
klagen en protesteren, eischen en indagen, en de zaak bleef zoo-
als Z1.i was- Bindelijk riep de hoorn de burgers in ’t geweer. Een
zestigtal gewapenden trok naar ’t kasteel en liet zieh hier niet
afschepen. De poort werd beklommen, het huis doorzocht en
alles ten onderste boven gehaald, totdat de hoenderzak was ge-
vonden. Zoo handhaafden die van Doetichem hun regt. Maar ook
de landdrost handhaafde het zijne, en niet zonder scherpe beris-
ping, waarschijnlijk ook niet zonder vergoeding van schade en
ootmoedige verontschuldiging, liep de twist met Hagen af. Jonker
Bentinck, die „als successeur der havezathe” voor zi jn regt had
gestreden, schijnt. de bezitting te hebben verkocht. Althans in
1662 werd het Huis en de Havezathe door El s e b e M a r g a r
e t h a v a n Ba e r , weduwe van Ha n s C h r i s t o f f e l van d e r
S c h u y r e n van vrij allodiaal goed en erf aan de Heeren Staten
van het landschap opgedragen, om, met het leeu de Lo e n h ö r s t ,
tot een leen ten Zutphenschen regte te worden verheven. ’t Laat
zieh gissen, Mat het gebeurde zijn ingenomenheid met de kregele
burgerij van Doetichem niet had verhoogd en dat de goede stad
hem zonder leedwezen uit haar nabuurschap zag vertrekken.
Hagen behoorde later onder Keppel. De hofsteden, die wij
voorbij komen, liggen binnen d e n k r i n g der steenen jagtpalen
van Enghuizen. De nette bruggen met ijzeren leunmgen over de
met zwaardriet begroeide waterloopen, die de groene beukenlaan
doorsuijden, getuigen weer van de zorg, waarmede dit uitge-
strekte landgoed overal wordt in orde gehouden en zeggen ons,
dat wij Hummelo naderen. Boven het donkere bosch daar ginds
steekt het torenspitsje dan ook reeds uit en straks vertoont zieh
de Keppelsche kasteeltoren even achter het hooge bouwland.
Weldra bereiken wij de statige beukengroep en de zware popu-
lieren, die ’t begin van den grintweg naar Keppel versieren. Op
eenigen afstand begroeten wij als oude bekenden de beuken op
het galgenbergje. Aan den weg ligt de groote brouweiij van
Hummelo, met het aanzienlijke heerenhuis, den fraaijen tuin,
de schoone bruine beuk en de groote weide in de hooge haag.
' Vöor ons zien wij de huizen van het dorp, de eikenlanen en
de boomen in der velden, als een smaakvol aangelegd p a rk , en
wanneer wij aan den welvoorzienen disch in den Go u d e n Ka r p
ons neerzetten, dan is het met voldoening over wat wij op onzen
belangwekkenden togt gezien en gehoord hebben.
De volgende morgen vindt ons reeds vroeg weer op weg, en
wederom in de rigting van Doetichem, met het plan om nog
wat verder in den Achterhoek door te dringen. Kunnen wij den