lijkplegtigheden bestemd schijnen geweest. Bn als zoodanig mieten
hoogstwaarschijnlijk ook wel de drie zoogenaamde „steden be-
schouwd worden, die in dezen omtrek worden aangewezen. Ver-
reweg de voornaamste daarvan is „de s t a d H.unsow , van
wier bloei en ondergang P i c a r d t nog al een en ander te verteilen
wist en die bij zeer nauwkeurig onderzoek nooit meer dan
een begraafplaats bleek te zijn geweest. Maar van hoog belang
is de vermaarde houten rijweg, van Romemscheu oorsprong, a s
de V a l t h e r b r u g bekend. Moesten wij ons zelven geen grenzen
stellen, als wij nog dezen avond in de hoofdstad terug willen
zijn, dan zou zeker een bezoek aan een streek, zoo rijk m over-
blijfsels van verscbillenden aard en van onderscheidene Volkeren,
zeer zijn aan te bevelen. En konden wij over een paar dagen
beschicken, dan zou de togt over Od o o r n en Emme n längs
bet woeste E l l e r t s v e l d en voorts over het bloeqende Scboon-
o o r d en het schilderachtige We s t e r b o r k , längs het Ora nj e -
k a n a a l naar Be i l e n , ons-bovendien | ^osch en bouwland, m
beide en veen belangrijke bijdragen leveren tot onze kenms van
Drenthe’s heden en verleden. Het gebucht H o o g h a l e n , met g g
rijke mijnen van Germaansche oudheden, kon dan op den terug-
weg van Be i l e n naar A s s e n worden bezocht. Wij zouden dan
evenwel andere merkwaardige punten missen en om die met on.-
gezien te laten, rijden wij den ons reeds bekenden weg tot Ga s s
e i t e terug.
Bat hebben wij niet ■ een H S deel v.» de» togt te
beschouwen. Het »oeste, boschrijk. tadechep beboudt ook bij K l 1 aantrekkelijkheid e„ H
ons de indrukwekkende grafgesteenten op de donkeie heid
Voorbij Gasseite nemen wij een’ tij'd lang van de hei eve ei
afscheid De breede, hooge weg loopt door een nagenoeg geheel
ontgonnen landstreek, deels over vruchtbare bouwesschen dee_^
längs uitgestrekte glooijende vlakten, met houtgewas ezaa ,
afdalen naar de veenkoloniën aan de Hu n s e , voorbij nieuwe
arbeiderswoningen en welvarende boerenhofsteden, tusschen ber-
ken en populieren en kleine boschjes van dennen en eikenhak-
hout. Beneden ons, in het wijde dal, ligt Gi e t e n als in zijn
nestje van groen, en daar achter rijst- weêr de grond met bouwland
en weiden., huizen en boomen in rijke afwisseling.
Weldra zijn wij Gieten genaderd en wij leeren het kennen
als een fraai en vrolijk dorp, met spitsen toren, nette huizen,
breede lauen, grasrijken brink, talrijke straten. Wij zouden zeg-
gen : een Drenthsch dorp in zondagskleed, met de eigenaardige
type, maar met een modern uiterlijk. Een keerlijk panorama
kunnen wij van de hoogte achter het dorp genieten, wanneer
wij ons den tijd daartoe gunnén. Overigens behoeven wij ons hier
niet lang op te houden. Merkwaardigheden heeft de vriendelijke
plaats niet aan té wijzen. Haar talrijke bezoekers komen er om
haar eenvoudig landelijk schoon, en niet weinige families kiezen
daarom in den zomer dit oord tot een rüstige verblijfplaats voor
eenige weken. Daaraan dankt Gieten voor een goed deel zijn
voorkomen van beschaving en welvaart, waarvan wij de aange-
name herinnering behouden, als wij de witte huizen, de groene
bosschen, de lachende velden, de ranke torenspits van het dorp
voor het laatst van den hoogen esch hebben gezien. '
Tusschen kreupelhout slingert de weg naar Ee x t , en door
de openingen hier en daar zien wij reeds van verre het eiken-
bosch en den molen oprijzen uit de heide, hier door de ont-
ginnende hand wel op vele punten aangetast, maar nog op verre
na niet overwonnen. Wij hebben der veenstreek den rüg toege-
wend en wij zijn weêr gekomen in ’t gebied, waar het zandheer-
schappij voert. Längs den weg vinden wij houtgewas en akkers,
en hoe meer wij in de nabijheid komen van Eext, des te meer
bouwland vinden wij ook. Garst en boekweit vooral worden hier
geteeld en het geel der zware jÿiharige aren, aan de buigende
halmen, vereenigt zieh met de witte bloesems op de roode Stengels
, met de blanke stammen der berken en het frissche groen
der akkermaalsboschjes op de wallen, met de vale heide en de