140 EEN OTOE HAVEN.
werd. De woningen en grafplaatsen dagteekenen uit later eeuwen.
Uit den tijd der Fränkische koningen, der Carolingen en der
Noordsche plundertogten is het daar gevonden geld afkomstig,
terwijl eenige sieraden van een’ niet geringen trap van beschaving
en welvaart spreken.
Nu rijst voor ons oog uit de nevelen van ’t verleden een
levendig tafereel. Wij zien een belangrijke haven, waar de koop-
vaarders binnen komen en in den tempel daar ginds in het ge-
wijde bosch brengen de zeelieden hun wijgeschenken aan de
goden, die hen veilig leidden over de zee, of ouders komen er
met hun gaven voor hun zonen. Nevens J u p i t e r en Ne p t u -
n u s en H e r c u l e s Ma g u s a n u s , wiens altaar in 1514 bij
Westkappel werd ontdekt, offeren zij hun gaven vooral aan de
oude volksgodin wde S c h e n k s t e r” , van wie overvloed en voor-
spoed kwam. Haar dankt ook de landinan voor de vruchten van
boomgaard en akker en de jager voor zijn fortuin in de bosschen
en duinen. Een scherpzinnig geleerde — de baron S l o e t van
de Be eie — heeft zelfs haar korven onderzocht, om daarin het
ooft onzer voorvaderen te onderscheiden. Ook de nog onbekende
D e a B u r o r i n a , wier naam op een’ gevelsteen in het oude huis
der B o r s e l e n s van S c h e l l a g tegenover de kerk werd ge-
lezen, vond er vereerders j en op een’ grooten steen, in later
eeuwen uitstekend boven het strand en door de jongelingschap
als merk bij hun balspel gebruikt, prijkte het kolossale beeid
der Ov e rwi n u i n g . Geheimzinnige dingen worden van de be-
woners dezer kust gelluisterd. Zij brengen de dooden over naar
de stranden van Br i t t a n n i e . ’s Nachts wordt de visscher door
kloppen op zijn venster gewekt. Dan Staat hij op en gaat naar
het strand. Daar vindt hij een boot, schijnbaar ledig en toch
naauwelijks een vinger breed boven het water. Hij grijpt de riemen ,
maar ook zonder die zwakke hulp vliegt de boot over de golven
naar de vreeinde kust. Terwijl de boot langzaam rijst, hoort hij
een dof gemompel, dat de namen der dooden noemt, en als de
stem zwijgt is zijn vaartuig ledig. Dezelfde wonderbare magt
brengt hem naar zijn land en zijn woning terug en de schipEEN
VERWOESTE WOONPLAATS. 141
per der dooden heeft zijn huiveringwekkende taak volbragt.
Lang blijft het hier een heilig oord, en als Wi l l e b r o r d
daar ginds bij Westkappel ’t gewaagd heeft, het beeid in den
tempel van W a l c h e r om te werpen, dan kost hem deze ruwe
aanranding van wat den inwoner nog heilig i s , bijna het leven.
Maar de munten, die aan de dooden pp de kerkhoven aan het
strand werden mede gegeven, dragen het teeken des kruises.
Daar is een nieuwe maatschappij gevormd en een levendige han-
del wordt er gedreveri. Munten, te D o r e s t a d en te U t r e c h t
geslagen, in F r a n k r i j k of in B r i t t a n n i e gemunt, spreken
van ’t verkeer met binnen- en buitenland. Weelde wordt er niiSt
gemist en vrede brengt er welvSart. Maar daar komen over zee
de geweldige zonen der «Gr ymma H e r u a ”. Hun „draken
houden aan op de Walchersche kust. Hun ijzeren helden zetten
den voet ’aan land, en waar de Noorman komt, daar komt de
geesel Gods. De mannen v a l l e n in den wanhopigen strijd, vrouwen
en kinderen vlieden in de bosschen, de houten huizen gaan in
vlammen op. Daar is weer een vriendelijke woonplaats van menschen
geplunderd en verdwenen. Sinds doen de stormen en de stuivende
zandheuvels hun werk. Allengs verplaatsen de duinen zieh ach-
terwaarts. Zij bedekken den ouden tempel en de oude graven.
Maar steeds landwaarts intrekltende en door de zee afgoslagen,
laten zij eindelijk weer bloot, wat eeuwen lang daaronder rustte.
En wat het nageslacht er vindt aan het strand, dat verhaalt vreemde
dingen van menschengeslachten, hier eens wonend en werkend,
hier bloeijend en ondergegaan.
Over den smallen duinrand, maar weinig eilen breed, aan
wiensf voet de zee op zware steenglooijingen en stevig paalwerk
breekt, bereiken wij een’ trap , die naar beneden le id t, waar weer
een smalt strand zieh voor de zeewering uitstrekt. Daar staan de
rood en wit gestreepte badkoetsjes en de teilten, waarin de badgasten
, of wel families uit Domburg en Middelburg, aan wie zij