Op zeer körten afstand van Keppel ligt Humme i o , Beide
dorpen hebben niet weinig punten van overeeukomst, als gelegen
in de onmiddellijke nabijheid van zeer aanzienlijke adellijke hnizen,
waaronder uitgestrekte landerijen behooren en wier bezitters schij-
nen te hebben gewedijverd in de keurige netheid, waarmede zij
hun eigendominen onderhouden. Die zorg heeft. blijkbaar ook
invloed gehad op dezulken, die niet van »het huis” afhangen.
Wacht men in een’ achterhoek alligt verwaarloozing en verval,
slordigheid en wanorde, ’t moet den bezoeker treffen, dat hij in
deze landstreek niets daarvan aantreft. Voor ’t schildersoog möge
’t verwilderde bosch, de bouwvallige boerenschuur, de met biezen
begroeide waterplas aantrekkelijker zijn, daar is in de zorg, hier
aan huizen en akkers besteed, iets wat het gemoed weldadig
aandoet. Zij gelijken wel wat op speeldooshuisjes, die woningen,
allen van steen, met blaauwe pannen daken, groene openslaande
vensterluiken, witte lijsten en kozijnen, allen goed in de verw,
maar zij spreken van welvaart, van orde, van liefde voor huis
en hof, en ’t is te zien, dat de //Heeren” hart voor hun goederen
hebben, waar aan wegen en paden zoozeer de hand wordt ge-
houden en met zooveel smaak in de velden hier en daar prächtige
boomen zijn gespaard, wier val anders ’t belang van den
landbouw misschien wel zou hebben geeischt.
Voor dat wij Hummeio zelf hebben bereikt, kunnen wij van
zijn ligging en zijn’ omtrek een overzigt nemen. Aan ’t einde
der fraaije eikenlaan längs den grintweg, waar het kerkje ligt
te midden van het hout en waarop de oude Hes senweg tegen-
over het Keppelsche kasteel uitkomt, verrijst uit het hakhout
een kleine heuvel, reeds van ver kenbaar aan de hooge beuken,
die zijn’ top bekroonen. Een voetpad door het kreupelbosch leidt
er regt op aan. ’t Is er verkwikkend koel op het beukenplein,
waar, als in een groen prieel, de wijd uitgeslagen en laag neerhangende
takken den zonnegloed afweren. Het is er een heer-
lijk gezigt op de omringende bosschen en lanen en de bloeijende
korenvelden, in wier midden het dorpje daar voor ons ligt. En
vorstelijk is het paleis, dat daar blinkt in de stralen der zon,
met het zware, donkere hout op den achtergrond, waar tegen
’t zoo krachtig uitkomt. Dat is het in den lande teregt vermaarde
kasteel Enghuizen. Wij zijn er nog tamelijk ver van verwijderd,
maar kunnen toch reeds genoeg van zijn strenge lijnen en stoute
vormen zien, om op te merken dat het een gansch ander karak-
ter draagt dan het hüis te Keppel, en hetzelfde geldt het land-
schap, bij alles, wat beide dorpen gemeen hebben. Keppel is
ernstiger, statiger, meer indrukwekkend misschien; Hummeio
ruimer, vrolijker, meer opwekkend. De schoonste gedeelten van
Keppel zijn te midden van het hooge hout gelegen; hier over-
ziet het oog een wijde, bloeijende vlakte, waar ’t bosch geens-
zins ontbreekt, maar meer op den achtergrond treedt.
De open grintweg slingert tusschen uitgestrekte korenakkers,
waar thans de rogge op schoven staat — de elfde schoof wordt
door een groen takje als het eigendom des tiendheffers aange-
wezen — of waar het graan onder de sikkel valt, of waar het reeds
op de wagens wordt opgeladen. Enkele huizen zijn längs den weg
en in de velden verspreid ; enkele fraaije boomgroepen breiden
hier en daar hun breede takken er over uit. Ginds, links van
den weg, staan twee kloeke stammen, die gespaard bleven van
de lange laan, waardoor men voor een halve eeuw naar het oude
huis E n g h u i z e n ging. De molen en het kerktorentje rijzen
voor ons op, ’t groen van boomen en hagen wisselt het goud
der akkers af en verbergt ten deele de muren en daken der
vriendelijke woningen van het dorp.
Gingen wij regt door, zoodra wij de kom — althans de kerk —
hebben bereikt, dan zouden wij bijna terstond het dorpje weer
uit zijn. De onderwijzerswoning tegenover de kerk, het logement
en een boerderij aan den overkant maken nagenoeg de geheele
breedte uit. In de lengte is ’t iets grooter. Behalve de school
liggen eenige huizen aan de straat, die onzen grintweg snijdt
en waarvan ’t vervolg links naar Zutfen, regts naar den Doetichem-
schen straatweg voert. Aan den viersprong liggen kerk en logement,
meestershuis en boerderij. In d e n Go u d e n Ka r p leggen
wij ons anker ueer. Met den Keppelschen L e e uw, deelt de