waterpartijen, rijke bloem- en moestuinen, en wat overigens ge-
rekend mag worden tot een eckt prinselijk landgoed te behooren.
De lusthof, waar de hooggeschatte vorst zoovele zijner dagen
beeft doorgebragt, waaraan hij zooveel zorg en liefde heeft be-
steed, die hem in zijn’ hoogen, maar nog krachtvollen ouderdom
tot een vast zomerverblijf verstrekt, waar hij menigmaal zijn
geliefde dochter mag ontvangen en zijn kleinzonen speien ziet,
verdient zeker wel de belangstelling van het. Nederlandsche volk.
En die belangstelling wordt nog verhoogd, sedert de vorstelijke
weduwe van den diep betreurden prins H e n d r i k op B ä c k e r s -
h a g e n eenige weken of maanden pleegt te vertoeven en aldus
twee geeerbiedigde namen aan het schoone landgoed zijn Verbünden.
’t Zou een leemte zijn in een geschrift, dat de bekoor-
lijkste en merkwaardigste plaatsen van ons vaderland tracht te
doen kennen, indien daarin eenbezoekaan h e t Hu i s de P a a uw
en zijn aanhoorigheden werd gemist. ’t Hangt evenwel niet van
°nze willekeur af, of wij daar al of niet zullen wandelen. Er is
tot het bezigtigen van de buitenplaatsen een toegangskaart noodig,
die op aanvrage aan ’s prinsen hofmaarschalk, graaf M. van
L im b u r g S t i r um, kan worden gegeven, maar die vergunning
wordt niet verleend dan wanneer de hooge bezitter het huis
met bewoont. Te meer hebben wij het te waardeeren, dat ten
onzen gunste een uitzondering wordt gemaakt en wij in de ge-
legenheid worden gesteld, ook hier de gidsen onzer welwillende
lezers en onzer belangstellende medewandelaars in den geest te zijn.
De „reporter”, die omtrent het Huis de P a a u w en wat daartoe
behoort , verslag zal geven, heeft een hoogst aangename taak.
Maar hij heeft ook een hoogst vermoeijend werk. Wie alles zien
wil, kan er wel een drietal dagen voor rekenen. Wie alles goed
en in bijzonderheden wil opmerken, zou dien tijd nog wel mögen
verdubbelen. Zoolang kunnen wij er in geenen deele ons op-
houden. Wij hebben maar eenen dag ter onzer beschikking en
dan moet voet noch oog van vermoeijenis weten. Ruim zeven
uui lang wandelen wij rond en dien tijd hebben wij zeer noodig,
om althans het voornaamste te zien. Yoegen wij er de twee „zeer
dikke” uren bij, die er noodig zijn, om van ’t Station Voor -
s c h o t e n bij het Huis d e P a a uw te komen en later van daar
’t Station van de PI. IJ. S. M. in d e n Ha a g te bereiken, dan
blijkt het wel, dat de bezigtiging der prinselijke goederen niet
zonder eenige inspanning is te doen.
Eenigszins gemakkelijker zou men ’t zieh kunnen maken,
door met rijtuig tot aan den hoofdingang te gaan. Maar voor
den togt terug zou men er toch niet veel aan hebben. Immers
’ t Hui s den Dei j l , waar ’t zou kunnen stallen, is van de uit-
einden der plaats zoover verwijderd, dat de afstand naar den
Haag niet zooveel grooter is. Het dorp Wa s s e n a a r , ofde kleine
herberg aan den straatweg niet ver van O u d -Wa s s e n a e r ,
zijn misschien de geschiktste punten om uittespannen voor h en ,
die met een toegangskaart worden begunstigd. De wandeling over
de buitenplaatsen kan dan zooveel mogelijk er op worden inge-
rigt, om op, den straatweg of op den achterweg uit te komen.
Maar wie niet goed ter been is en tegen eenige uren loopens
opziet, die wage zieh aan een bezoek van deze uitgestrekte en
belangrijke bezittingen in geen geval.
De grintweg van ’t Station Vo o r s c h o t e n loopt tusschen
de landerijen van prins E r e d e r i k en die van Jhr. S t e e n g
r a c h t van D u i v e n v o o r d e in. ’t Is de zoogenaamde Pa-
p e l a a n , reeds in het jaar 1290 als de „Pa ip weg” bekend
en ook destijds de grensscheiding der heerlijkheid R a e p h o r s t
uitmakend. Aan weerskanten liggen vruchtbare weilanden, die
hun aandeel leveren aan den boter en de kaas, waarom Leiden
niet minder dan om zijn hoogeschool bekend en vermaard is.
Elzen, populieren en wilgen omzoomen den weg, die door een
tamelijk breed vaarwater wordt doorsneden en van waar overigens
slooten en wateringen in overvloed zijn te zien. De hooge bosschen
van t e r Ho r s t en Ra e p h o r s t rijzen op eenigen afstand uit
de frissche groene vlakte o p , totdat het zware en digte hout van