38 DRENTHES EIGENAARDISHBID.
noemen, en voegen wij de Ko l o n i e n van We l d a d i g l i e i d er
bij, die in meer dan een opzigt zonder twijfel zeer de opmerk-
zaamheid van staathuishoudkundigen en bestrijders van het pau-
perisme verdienen, als doel eener aangename voetreize zijn zij
minder aanbevelenswaardig. Maar aan schaduwrijke wegen, vrien-
delijke dorpen , kronkelende beekjes met groene zoomen, bloeijende
bouwvelden ontbreekt het ook in Drenthe niet; H o g e n d o r p
vergelijkt het bebouwde gedeelte bij Soe s t d i j k en Oost .er -
hout . — En de heide zelve, de groote, eenzame heide, is zij
inderdaad niets anders dari de dorre, eenvormige wildernis, waar
niets te zien en waarvan niets te zeggen is? Ver van alle be-
haagzucht, vertoont zij zieh somber en norsch aan den onver-
schillige, die zieh vergenoegt met een’ enkelen blik van minach-
ting op haar te werpen. Door de beschavende en verzorgende hand
der kunst voorbijgegaan, vormt zij met alles, wat kunstmatig
is, een scherpe tegenstelling. Met straat- en spoorwegen verstaat
zij zieh niet; zij keert als opzettelijk haar ongunstigste zijde naar
den reiziger, die zieh haast haar te ontvlieden, en den ramp-
zaligen voetganger op zulk een’ lijuregten kunstweg brengt zij
tot vertwijfeling. Daar brandt de zon onbarmhartig op den wit-
ten grond. Daar verhit het fijne, drooge stof. Daar staart het oog
smachtend naar den kerktoren, die zoo ver is en zoo ver blijft.
Maar haar loon heeft zij voor wie haar met liefde en geduld in
haar stille, verborgen schoonheid leert kennen. Längs het kron-
kelend zandspoor, längs het smalle voetpad, ontplooit zij allengs
meer van haar’ rijkdom. Zij verovert geen harten, maar zij wint
ze toch, door den invloed van haar’ eenvond en haar majesteit.
Zij laat indrukken na van verhevenheid en kalmte, die onuit-
wischbaar zijn, en herinneringen van vrede en weemoedigen ernst,
die niet ligt verloren gaan. De ürenthsche heide heeft boven-
dien nog iets gansch eigenaardigs. Te midden van de ongerepte
natuur liggen hier en daar de overblijfsels van een menschelij-
ken arbeid, met het strenge landschap in volkomen overeen-
stemming, eenvoudig, kunsteloos, grootsch, geheimzinnig, als
de grenzenlooze vlakte zelve, — reusachtige steenen, voor eeuwen
WAAR JIUNEBEDDEN LIGGEN. 39
en eeuwen opgestapeld boven het overschot van lang verdwenen
geslachten. Bij de Drenthsche heide behoort het eenzame hune-
bed, en bij het hunebed behoort de heide.
Niet overal in de provincie ontmoet, de bezoeker die over-
°ude grafteekens. Ook dezen dringen zieh niet aan hem o p , maar
zij willen gezöcht worden. Slechts een — het kleinste, maar
ook het best bewaarde —■ is in de buurt van de spoorbaan te
zien en het schijnt wel, alsof ’t vooruit had geweten, dat het
zieh aan betrekkelijk veel nieuwsgierige blikken zou moeten ver-
toonen, zoo zorgvuldig heeft het zijn steenen op en bij elkander
gehouden. Maar het heeft dan ook afstand gedaan van zijn ern-
stig, verheven karakter. ’t. Is nu een aardigheid geworden, een
allerliefst hunebedje in de onmiddellijke nabijheid van een spoor-
wegstation, dat niet meevalt als men ’t uit de hoogte in ’t
voorbijsnellen beziet, en de geesten der helden, wier asch er
onder ru s t, hebben sinds lang de piek verlaten, waar de stooru-
fluit gilt. Om den regten indruk te ontvangen, moeten wij een-
zaamheid en stilte rondom ons hebben. Ruim moet de vlakte
zijn en ver de menschelijke woning. De ruige hoed van den
scheper past er beter, dan de roode pet van den stations-chef en
de weidende schaapskudde alleen kan er dwalen over de heide,
zonder afbreuk te doen aan de poezij van het reuzengraf. De
hunebedden moeten g e z ö c h t worden. Een groot deel van Drenthe
heeft ze niet aan te wijzen, deels, oindat zij er nooit zijn ge-
weest, deels, omdat zij gansch zijn verdwenen. Bijna uitsluitend
komen zij voor in het oostelijk deel, tusschen N o o r d l a r e n ,
dat even over de grens op oud-Drenthschen bodem ligt, en
No o r d b a r g e . Slechts Di e v e r en Ha v e l t e hebben er in het
westelijk deel der provincie nog aan te wijzen. Men zou dus
Dat van T i n a a r l o o , b ij het S ta tio n Vr i es .