aldus een weinig critiseeren. En welligt ook begrijpen wij de
beteekenis van het monument niet en is de gedachte, die den
ontwerper leidde, ons verborgen.
In den grafkelder staan, volgens den koster, die als oogge-
tuige spreekt, drie looden kisten. Twee er van staan vlak onder
de beeiden. De derde is die van Re n é van Na s s a u of, zooals
hij zieh noemde, R e n é van Cha lons .
De kisten onder de tombe bevatten echter niet de lijken van
Engelbert en zijne gemalin. Deze rüsten ,/onder die hooge
Fante, bi sinen ouderen” , dat i s , onder het monument, dat wij
zooeven zagen. Hier ligt graaf Hendrik zelf, met Claudine van
Chalons en een jong gestorven dochtertje.
Ook hij was een merkwaardig- man, die de stad met nieuwe
versterkingen, waarbinnen de voorsteden getrokken werden, om-
ringde, en als stichter van het tegenwoordige kasteel en als
krachtig helper tot den wederopbouw der in 1534 grootendeels
verbrande stad, in Breda wel in eere mag worden gehouden.
In S i e g e n geboren en te Breda opgevoed, reeds vroeg bij
F i l i p s d e n S c h o o n e in. hoog aanzien, werd hij tot een’ der
opvoeders van den jeugdigen aartshertog K a r e l benoemd. Als
gezant en veldheer had hij geen mindere Verdiensten dan zijn
oom. Aan zijn bemoeijingen vooral had Ka r e l V de keizers-
kroon te danken, en ook als ijverig voorstander van wetenschap-
pen en kunst mag hij met eere worden genoemd.
Nevens Delft heeft Breda dan wel aanspraak op de belang-
stelling van het Nederlandsche volk, als de piek, waar de edele
voorzaten van ons koningshuis zooveel herinneringen nalieten !
Een gerestaureerd belangrijk beeldhouwwerk in den zijmuur
van een der kapellen wijst de grafstede aan van Di r k van
As s e n d e l f t , schout van Breda, die Ad r i a n a van Na s s a u ,
een kleindochter van graaf Engelberts bastaardzoon J o h a n , tot
vrouw had.
Nog rest ons in de kleine doopkapel, ter regter zijde van den
ingang onder den toren, de prächtige koperen doopvont, merkwaardig
als een der op onzen bodem zeer zeldzame voorwerpen
van dien aard en merkwaardig ook als kunststuk van gietwerk.
Uitnemend fraai zijn de rijke en smaakvolle versierselen, er op
aangebragt, niet het minst de beeldjes der Apostelen en Profeten,
voor zoover zij nog over zijn. Want ook dit schoone kunst-
gewrocht heeft veel geleden. Misschien dragen de beeldstormers,
die hier in Augustus 1566 deerlijk huishielden, een deel van de
schuld, maar ook buitendien was de kerk meer dan eens aan
verwoesting bloot gesteld. Binnen haar muren werd op den bangen
Julijdag in 1581 scherp gevochten, en in de ,/furie van
H a u l t e p e n n e” , die er op volgde, werd door de overwinnaars
duchtig geplunderd. Niet beter maakten ’t de Fransche troepen,
die in 1793 de kerk tot een hospitaal wilden inrigten en vrij wat
beschadigden en vermeiden. En wie zal zeggen, wat de 'hebzucht
heeft weggenomen van de niet moeijelijk los te breken brok-
stukken, die in elk geval als köper hun waarde hadden, en
wat „kunstvrienden” hebben gekaapt van de sierlijke beeldjes,
niet altijd naauwgezet in eere gehouden en zorgvuldig be-
waakt!
Wij zagen in de Bredasche kerk’veel, wat verzorging behoeft
en herstelling verdient; wij zagen er ook welgelukte proeven
van smaakvolle en gepaste restauratie. Willen wij nu nog ten
slotte bevestigd zien, van hoeveel belang het is, dat geen onbe-'
voegde hand aan ’t versieren ga? Ziet dan boven het orgel de
gruwelijke decoratie, waarmede een belangstellende de kerk heeft
willen verfraaijen. Of zijt gij op ergernis niet gesteld, laat dat
monster van wansmaak dhn maar ongezien en waakt er voor,
dat uw oog, terwijl het met welgevallen längs de zuilen en ge-
welven gaat, bij tijds worde nedergeslage.n.
Haar’ schoonen toren dankt de] Bredasche kerk ten deele aan
de offergaven der talrijke bedevaartgangers naar het II. S a c r a me
n t van N i e r v a a r t , een wonderdoende hostie, omstreeks
1300 in de veenen van Niervaart gevonden en door graaf J a n
v a n Na s s a u in 1449 herwaarts overgebragt. Ook werd hier
het vermaarde kruis bewaard, waarvan een menigte wonder-
teekenen werden verhaald en dat geacht werd, uit het oude,
V. is