118 BRIGDAMME.
ochtendzon verlieht, Zoo komen wij längs binnenpaden bij de
plek, waar tusschen ’t gebladert een oud muurbrok op een kleine
hoogte onze aandacht trekt. Veel beteekent het niet, maar het
maakt toch te midden van het vrolijk en weelderig geheel een’
eigenaardigen mdruk en aan ruines is Walcheren niet zoö rijk,
dat wij het kleine versmaden zouden. ’t Is geen bouwval van
een’ voormaligen bürgt der Bo r s e l e n s , die de heerlijkheid
Br i g d amme hebben bezeten en zieh daar naar noemden, maar
het overblijfsel eener groote kerk, in 1245 in de plaats eener
overoude, aan S te B r i g i t t a gewijde, kapel gesticht en in 1562
verbrand. Was het ruwe en baldadige moedwil, of de dweeperij
van misplaatsten godsdienstijver, die een’ zekeren T e u n i s Do-
mi s bewoog, den brand te steken in het schoone en eerwaar-
dige bedehuis? ’t Zal wel geen dwaze zucht zijn geweest, om
zijn’ naam onvergetelijk te maken, zooals die, waardoor negen-
tien eeuwen vroeger de fakkel in den Dianatempel van Efese werd
geslingerd. Maar de Walchersche H e r o s t r a t u s deelde het ramp-
zalig lot van zijn’ voorganger. Ook hij werd tot straf voör zijne
euveldaad levend verbrand en wel, zooals het Register op de
Sententien van Middelburg vernieldt, //met t fatsoen eener kercke
boven sijn hooft.” B r i g d amme schijnt overigens reeds vroeg
Hervormingsgezind te zijn geweest. Daar moet de eerste open-
bare preek op Walcheren zijn gehouden.
Het dorpje, dat onder St. L a u r e n s behoort, is klein. tBe-
staat uit eenige huizen en hofsteden aan weerskanten van den
straatweg, waarop het voetpad bij het kerkhof en de kerkruine
uitkomt. Op korten afetand bewaart het nog eene herinnering
aan de onrustige jaren van de laatste helft der 16de eeuw. Daar
wijst men bij den weg het S p an j aard. sput j e aan, als de be-
graafplaats van een aantal Spaansche Soldaten van de Middel-
burgsche bezetting, bij het beleg van die stad in een’ uitval ge-
sneuveld.
Van den met iepen en peppels beplanten straatweg zien wij
in de verte de blanke Vlissingsche duinen boven de ruime, vlakke
bouwvelden en veel naderbij de daken en het kerkje van het
POPKENSBURG. 119
dorpje St. La u r e n s . ’t Zou ons niet lang behoeven op te hou-
den, wanneer wij ’t wilden gaan bezoeken, maar ’t zou thans
dat kleine uitstapje niet meer beloonen. Voör 1863 waren wij
het zeker niet voorbijgegaan. Tot dien tijd prijkte er het fraaije
kasteel P o p k e n s b u r g , met zijn’ hoogen puntgevel en de beide
torentjes aan den ingang, ’t Was destijds wel reeds lang onbe-
woond en in verval, de gebouwen van den voorburgt waren
reeds gesloopt, de wildbaan en de tuinen verdwenen, maar het
gebouw zelf stond toch nog vast en stevig in de breede gracht.
Wie de hoofddeur tusschen de torens was binnen getreden, die
vond er een ruim voorhuis, dat onmiddellijk met het binnen-
plein gemeenschap had. De eene zijde van dat plein werd inge-
nomen door eene opene galerij, wier balken, door kolommen
gedragen, met geestig gebeeldhouwde säterkoppen en menschen-
hoofden waren versierd. Enkelen er van vonden wij in het Museum
te Middelburg terug. Links van het voorhuis leidde een gang,
waarin de keuken en de trap uitkwamen, naar de beide zalen,
die de benedenverdieping van het hoofdgebouw besloegen. Hier
hingen nog talrijke familieportretten, waaronder een tweetal fraaije
vrouwenkopjes een droevige herinnering wekten. De jonkvrou-
wen, daardoor voorgesteld, waren in den schoonsten bloei harer
jeugd bij het schaatsenrijden op den vijver verdronken. Op de
zolders lag de rijke verzameling kaarten, prenten, teekeningen
en handschriften, door een’ der vorige bezitters van den Popkensburg
, Mr. J. Ve r h e i j e van Ci t t e r s , bijeengebragt. Ge-
lukkig bleef deze schat voor de provincie behouden en werd hij
voor den belangstellende toegankelijk, toen het Z-eeuwsch Ge-
n o o t s c h a p de merkwaardige collectie kocht. Wij hebben haar
bij ons bezoek aan ’t Museum althans oppervlakkig leeren kennen.
Na aanvankelijk de zetel te zijn geweest van een adellijk ge-
slacht, dat er zijn’ naam aan ontleende, heeft Popkensburg
ruim een eeuw aan de Bo r s e l e n s van B r i g d amme behoord
en later aan den in Zeeland zoo rijk gegoeden tak der B o u r -
g ondi e s , . om voörts in ’t bezit van verschillende aanzienlijke
Zeeuwsche fainilien over te gaan en, na een vijftal eeuwen te