plein is onzeker. Welligt was ’t voor offerplaats aangelegd, of
stond het met lijkplegtigheden in verband. Maar wat het ook ge-
weest möge zijn, het stond reeds jaren lang als een der schoonste
gedeelten van den Doorwerth bekend.
Heeft de togt over de heuvels zijn groote aantrekkelijkheid,
ook de weg beneden den berg is aan bekoorlijkheid rijk. Onder
trotsch geboomte loopt hij längs de begroeide helling, terwijl de
rivier er nevens stroomt. Een prächtige waterkom, waarover de
breede takken van trotsche eiken zieh uitbreiden, ligt in pleg-
tige rust aan den voet der steile groene hoogte, en het zware
hout, dat de Huneschans kroont, vertoont ook uit de laagte
gezien zijn verheven majesteit. Van verre blinken de torens van
Arnhem en de Arnhemsche en Oosterbeeksche bergen omsluiten
met hun sierlijke lijnen de fraaije bogt der rivier. Aan de over-
zijde, in de Betuwe, ligt het dorp D r i e 1, dat voortaan in de
geschiedenis onzer letterkunde zal worden genoemd, als de plaats,
waar onze Crem er op het buitengoed d e n Ol d e n h o f f een
groot deel zijner jeugd doorbragt en de eerste indrukken ont-
ving, in zijn Be t uws c h e n o v e l l e n met meesterhand weer-
gegeven.
Met deze herinnering hebben wij den Doorwerth reeds ver-
laten, al staan zijn heuvels en bosschen zeker niet met Cremers
geschiedenis buiten betrekking. Daar werd zeker menigmaal zijn
oog getroffen door die natuur, die hij zoo uitnemend schilderde.
Daar ving zijn oor wel klanken op, die wij nog hooren ruischen
in zijn welsprekend 'woord. Daar ging zijn hart wel open en hij
gevoelde er, wat hij sedert duizenden heeft leeren zien en hooren
en gevoelen. En daarom zenden wij gaarne onzen groet over
den stroom naar het vriendelijk dorpje daar ginds, waar de
bloesems bloeiden, tot zoo edele vruchten gerijpt.
Als wij de Huneschans voorbij zijn, dan hebben wij ook de
grens der heerlijkheid Doorwerth bereikt. Längs het landgoed
We s t e r b o u w i n g en de vermaarde buitengoederen d e Oor -
s p r o n g en de Heme l s c h e b e r g , komen wij in Oo s t e r b e e k .
Vooral de laatste lusthof, vlak bij den ingang van het dorp,
vertoont zieh met zijn’ schoonen aanleg als een uitnemend fraaije
bezitting. Bovendien heeft het beteekenis als het vroegere eigen-
dom van den vriend onzer vaderlandsche bürgten, Mr. C. P. E.
Ro b i d e van d e r Aa en als de tegenwoordige woonplaats van
den geestigen J. Kn e p p e l h o u t . Wij moeten ons thans echter
met een’ blik in ’t voorbijgaan vergenoegen. En ook Oosterbeek
zelf met zijn liefelijke omstreken, zijn bevallige landhuizen en
zijn geschiedkundige herinnerigen, heeft regt op langduriger ver-
blijf, dan wij ons heden mögen veroorloven. Voor ’t oogenblik
is de herberg d e P l o e g het punt, dat ons aantrekt, want daar
vinden wij den omnibus, die ons naar Gelderlands hoofdstad brengt.
AANTEEKENINGEN.
Hoewel natuurlijk sedert de eerste uitgave in 1820 vrij wat veranderd is
en nienwe bronnen voor de geschiedenis zijn gevonden, behouden toch N ij-
h o f f ’s Wa n d e l i n g e n in den om t r e k v a n A r n h em hooge waarde,
en verdienen vooral de volgende, steeds verbeterde, nitgaven nog altijd ge-
raadpleegd te worden door de bezoekers der landstreek, waaraan deze wan-
deling is gewijd.
Eenige merkwaardige boomen in de heerlijkheid Doorwerth zijn vermeld
in den Na v o r s c h e r van 1876. Het eerste Zendingsfeest te W o l f h e z e
werd door P o t g i e t e r herdaeht in het Maartnnmmer van de Gi ds voor
1864, het tweede werd besohreven in den Geld. Vo l k s a lm. voor 1865.
V a n E e n n e p koos het heerlijk oord tot het tooneel van een zijner geestige
verhalen in Onze v o o r oude r s .