BIJ WA G E N 1 N G E N EN RHENEN.
Waar de grens van G e l d e r l a n d en liet S t i c h t den reg-
teroever van „den grootvorst van Europa’s stroomen” raakt, daar
liggen op korten afstand van elkander twee door ouderdom eer-
waardige en om hun liefelijke omstreken vermaarde steden. Op
Geldersch grondgebied , thans door een’ breeden O O ' uiterwaard van de
rivier gescheiden., strekken de huizen van Wa g e n i n g e n zieh
uit. Op de punt eener langzaam afdalende hoogte op Utrechtsehen
bodem prijkt. R h e n e n met zijn’ prächtigen toren. Vermoedelijk
worden beide plaatsen, zij het dan ook met andere namen, reeds
in de eerste eeuw onzer jaartelling genoemd. C l a u d i u sC i v i l i s
had bij Ca s t r a Ve t e r a (Xant en) een geduchte nederlaag ge-
leden. Op „de stad der Bata vieren” (Ni jmegen) teruggetrok-
ken, had hij haar van alles, wat vervoerbaar was, beroofd en
wat overbleef voor den vijand onbruikbaar gemaakt. In d eBe t uwe
achtte hij zieh vooreerst veilig; daar verzamelde hij zijn troepen
en wachtte hij nieuwe bondgenooten af. Door het doorsteken van
een’ door Dr u s u s gelegden dam, wist hij den waterstand van
den R ij n te verlagen, dien der Waa l te verhoogen en aldus
de eene zijde van het eiland minder toegankelijk te maken, ter-
wijl hij aan den anderen kant voor de bevriende Gertnaansche
V. 1 1